Behalve bergen rommel en 27 varianten op herrie brengt
een verbouwing in eigen huis allerlei secundaire ervaringen met zich mee. Al
maanden ondergaat de zolderetage een grondige renovatie en in het vele stof dat
daarbij opdwarrelt, tekent zich regelmatig een vreemde belevenis, een lesje of
een dilemma af.
Dat begon al ruim vóór het daadwerkelijke vertimmeren. De
verdieping moest namelijk leeg, zodat het opruimen geblazen was. Het grootste
deel ging naar Shurgard, een opslagfirma met vele filialen, waar particulieren
en bedrijven tijdelijk spullen kunnen stallen. Daar was ik nooit eerder
geweest. Een vervreemdende wereld van lange, stille gangen met aan weerszijden
rolluiken en met lampen die pas aansprongen zodra je naderde, zodat het in de
diepte steeds donker was. Elk moment verwachtte ik een filmploeg die een
thriller opnam, maar er was niemand in die catacomben, wat het thrillereffect
alleen maar versterkte.
Zo’n opruiming is ook een uitgelezen moment om je
eindelijk eens te ontdoen van spullen waarnaar je al jaren niet meer hebt
omgezien. Maar dat valt nog niet mee. Dank maar eens een jasje af, dat
weliswaar hopeloos gedateerd is, maar waarin je van alles hebt meegemaakt. Dat jasje
mocht dus blijven. De berg muziekcassettes, ooit met veel toewijding opgenomen,
ging met pijn in het hart de container in, al bewaarden we de bijbehorende,
volgekriebelde hoesjes wel. De oude designbank was ook lastig. Toen Marktplaats
geen bod opleverde, gaven we hem aan de kringloopwinkel en troostten ons met de
voorspelling dat hij snel een nieuw huis zou vinden.
Na een poos was de zolder leeg en ging de klusjesman aan
de slag. Tot hij na een paar weken werd geveld door een hernia. Het volgende
klusbedrijf kwam met twee man. Later kregen we ook nog een timmervrouw over de
vloer. De vrouw des huizes bouwvakte mee alsof het haar vak was. Zo sneuvelde het
diep in mij sluimerende cliché van de bouwvakker als een testosteronrijke ruwe bolster
met een transistorradio vol slechte muziek en de mond vol over die teringbuitenlanders
bij hem in de straat. Nr 1 was een zachtmoedig man met een passie voor
natuurkamperen, nr 2 bleek een liefhebber van kunstfotografie, nr 3 deed graag
aan bronsgieten en nr 4 had zich van hulpverleenster omgeschoold tot
meubelmaakster, gespecialiseerd in interieurmetamorfoses, met een hang naar
heftig haar. Bij wijze van arbeidsvitaminen klonk op zolder nogal eens de sax
van jazzlegende John Coltrane. Lesje geleerd: clichés kun je beter ook maar
opruimen.
En verder pakte het renovatieproces uit als een cursus
besliskunde. Soms werd er wel tien keer per dag een besluit gevraagd, wat veel
is voor iemand die graag naar nuances grijpt. Houden of wegdoen, planken of stucwerk,
links- of rechtsdraaiend, hier of daar, nu of nooit, te duur of
in-godsnaam-dan-maar? Wat daarbij hielp, was het doel aan de horizon. Door goed
voor ogen te houden hoe het eindresultaat eruit moest zien, bleek het
gemakkelijker kiezen en koersen.
Het belang van doelbewustheid zal wel voor meer kwesties
dan alleen verbouwingen opgaan en dat geldt ook voor de eerder genoemde kunst
van het opruimen en het mijden van clichés. Anders gezegd: het leven schiet pas
op als je weet te kiezen, autonoom denkt en beseft waar je heen wilt. Zo bezien
kan een mens op zolder nog wat opsteken over zijn eigen bovenkamer. Met dank
aan Gerard, Paul, Sil, Patricia en Ingrid.