maandag 26 november 2012

Tijd tekort


Soms denk ik dat alle technologische vernieuwing één groot complot is met als doel ons stil maar doeltreffend te beroven van onze tijd.  

Een vriend was ingegaan op een aanbieding van een communicatiebedrijf en had het nieuwste van het nieuwste kastje voor internet, telefonie en televisie in huis gehaald. Je kon er wel 110 zenders mee bekijken en vier tv-programma’s tegelijk opnemen, ook nog eens razendsnel mee internetten en zelfs ouderwets mee bellen. Er hing een duur abonnement aan vast, maar dan had je ook wat. Kopzorgen, bijvoorbeeld. 

Hoewel deze vriend zeer goed thuis is in de communicatietechnologie, werd hij regelmatig radeloos van zijn nieuwe speeltje. De menu’s oogden flitsend, maar bleken nodeloos ingewikkeld, zodat de eenvoudigste wensen uitmondden in lange speurtochten door de software. Diverse keren kwam hij er alleen niet uit en moest hij de telefonische hulp van de provider inroepen. Wie wel eens een helpdesk belt, weet hoe moeizaam dat doorgaans gaat. Zo had hij al heel wat uren vermorst dankzij de alles-in-één-box.

Eenzelfde ervaring had ik toen ik een nieuwe, eenvoudige camera kocht en meteen al depressief werd van de handleiding, een in het koeterwaals geschreven wegwijzer door een digitaal oerwoud. Zo vergde het ook heel wat tijd voordat het goed kwam tussen mij en de nieuwe laptop. En raakte ik laatst weer eens in gevecht met een van die webshops die er een eer in stellen het hun klanten zo lastig mogelijk te maken.

Hoe meer tijd we besparen, hoe minder tijd we overhouden, zei schrijver en filosoof Joke Hermsen onlangs tijdens een lezing. ‘Het komt ook door het toenemend gebruik van communicatietechnologie. Zo moet een manager tegenwoordig dagelijks tien keer zoveel informatie doornemen als tien jaar geleden.’ Ook thuis, aldus Hermsen, maakt het brein overuren door voortdurend beelden en informatiestromen van TV en internet te decoderen en verwerken. ‘Gevolg is dat we massaal op een overspanning van ons brein afstevenen.’
 
Als ik zoiets lees, krijg ik een onbedwingbare behoefte om eens flink tijd te gaan verspillen. Daarom ga ik eerst maar een half uurtje in huis lummelen, dan wat rondhangen in de stad, misschien even naar het café om wat te beppen met halve bekenden en door magazines voor een Ander Soort Mensen te bladeren, en vervolgens ga ik nog een eindje door het park kuieren.
 
Als ik dan weer thuis ben, ga ik een lange brief schrijven aan de regering, het Europees Parlement en de Verenigde Naties, dat al die technologische vernieuwing een complot is om ons van onze tijd te beroven. Nou moet ik alleen nog uitvinden wat de complotteurs met die tijd gaan doen, dus daar ben ik nog wel even zoet mee.

 

 

 

dinsdag 20 november 2012

Kan die Sinterklaasmuziek uit?


 
Geen kwaad woord over Sinterklaas. Geen kwaad woord over Kerstmis. Maar die liedjes! Ik heb eens drie jaar in een drukke winkelstraat gewoond. Daar heb ik een levenslange allergie voor Sinterklaas- en Kerstliedjes aan overgehouden. 

Half november begon het. ’s Ochtends tegen een uur of tien arriveerde de eerste stoomboot met zijn waaiende wimpels en pas om zes uur, of op koopavonden om negen uur, huppelden de paardjes de straat weer uit. De hele dag door werd er op de deur geklopt en wie zou dat nou toch eens zijn? 

Mijn werkkamer bevond zich aan de straatkant en had enkel glas, zodat ik voortdurend op die melige deuntjes werd vergast. Ik belde wel eens naar de winkelier die verantwoordelijk was voor de geluidsinstallatie: of het alsjeblieft wat zachter kon. Nee, dat kon niet, mogen wij van de middenstand ook eens wat verdienen? 

Op 7 december, Sint had amper zijn biezen gepakt, begon de volgende ronde. Van tien tot zes en op koopavonden tot negen lagen de herdertjes in het veld en luidden de klokjes klingelingeling. Laat het refrein van dat laatste lied eens tot u doordringen: Luid klokjes klingelingeling, / luid klokjes kling. / Kling klokjes klingelingeling, / kling klokjes kling. / Kling klokjes klingelingeling, / kling klokjes kling. – Geloof me, het is een beproefde methode om brave burgers tot razernij te brengen.

Soms, heel soms, vergat de dienstdoende winkelier zijn versterker aan te zetten en snoof ik genietend de ochtendstilte op, maar altijd hervond hij zich en klingelingde het opnieuw van de dennenbomen en het sterreblinken in de straat. Daar hoorde ik d’engelen zingen / Hun liederen vloeiend en klaar. En oh, daar rinkelden de bellen van de paardenslee alweer, jingle bells, jingle ALL THE WAY. Was het maar vast Stille Nacht.

Afijn, ik heb het overleefd. Toen ik op een decemberdag na mijn verhuizing nog eens in de straat kwam, liep ik de volgende bewoner van het appartement tegen het lijf. De woning beviel wel, zei hij, maar van die Sinterklaasmuzak werd hij zó gestoord dat hij op een nacht de kabels tussen de luidsprekers had doorgeknipt. Ze waren na een dag weer gerepareerd.

 

maandag 19 november 2012

Waarom worden kapsters niet ouder dan veertig?


 
Je mist meer dan je meemaakt, citeerde ik in een vorig stukje Martin Bril. Een variant daarop geldt evenzeer, realiseer ik me nu: er gaat meer boven dan onder je pet. 

Allereerst natuurlijk de zaken die vrijwel niemand begrijpt. Dat een vliegtuig met de afmetingen van een heel gebouw zich kan losmaken van de aarde. Dat we pratend tegen een mobieltje via een satelliet aan de andere kant van het land worden verstaan. Waarom de een zoveel meer pech heeft dan de ander en dat de ander zoveel mooier is dan de een. Of hoe we een einde maken aan de economische malaise. 

Maar er zijn zovéél onbegrijpelijke kwesties. Waarom:
·       Zijn sommige verpakkingen alleen open te krijgen met het risico van automutilatie.
·       Stoppen vrouwen hun mobieltjes consequent onderin een overvolle tas.
·       Worden kapsters niet ouder dan 40.
·       Houdt de gênante rage van de afgezakte broeken maar aan.
·       Kopen oudere echtparen dezelfde fiets.
·       Rijden louche types graag in zwarte Golfjes.
·       Houden verpakkingen van broodbeleg zich niet aan de maten van bewaardozen voor de koelkast.
·       Is het Gooi bij uitstek de biotoop van de nouveau riche.
·       Slaat Nederland vrijwel altijd een modderfiguur bij het Europees Songfestival.
·       Zeggen zoveel mensen om de haverklap ‘zeg maar’.
·       Heeft ‘goedendag’ plaatsgemaakt voor achtereenvolgens ‘doeg’, ‘doei’ en ‘doeidoei’.
·       Gaan jonge mensen nog bij de schutterij.
·       Is de veelzakkige bodywarmer de favoriete dress van de seniore man.
·       Dragen zo veel vrouwen driekwartlange broeken, ook al hebben ze lelijke enkels.
·       Is het hoofdknikkend hoedenplankhondje bijna uitgestorven.
·       Is spreken met een tongval niet meer taboe op de televisie.
·       Sturen we nog amper brieven en kaarten post, terwijl we het zo plezierig vinden brieven en kaarten te ontvangen.
·       Geldt in Amerikaanse films de Volvo als artistieke, Europese auto en niet bijvoorbeeld Citroen.
·       Staan de meeste invalidenparkeerplaatsen leeg.
·       Wordt voor braakliggende terreinen niet vaker een goedkope tijdelijke bestemming gezocht.
·       Blijven afstotelijke woorden zoals ‘koopkrachtplaatje en ‘randvoorwaarden’ courant.
·       Maakt het heel wat mensen niet uit om luidkeels in de trein over privézaken te bellen.
·       Slaan filmacteurs hun borrels altijd in één keer achterover.
·       Zijn ze twee deuren verderop nu al acht maanden aan het schuren. 

Inzenders met de juiste antwoorden kunnen rekenen op een hug van de auteur.

 

vrijdag 16 november 2012

Wat we allemaal niet meemaken


 
Je mist meer dan je meemaakt,'Martin Bril schreef het al eens. Overal en altijd is er van alles en nog wat aan de hand en jij bent er niet bij. Natuurlijk, je zou anders stapelgek worden, maar toch. 

Een spits maakte een topgoal en jij zat niet in het stadion. De idyllische binnenstad van Drjnopr werd een week lang betoverd door lichtkunstenaars, maar zonder jou. Aan de oever van de Mississippi huilde een blueszanger zijn hart leeg en jij hoorde het niet.  

Ik kom erop nu ik een jasje uit de kast haal en een stokoud houten knaapje in de hand heb waar allerlei verhalen aan hangen die zich buiten me om hebben afgespeeld.  

Deze kleerhanger heeft al een heel leven achter de rug. Chem. Reinigen “Grashoff” Elst Tel. 679 Tapijtreinigen luidt het opschrift. Hoe oud is hij wel niet, gezien het feit dat hij geboren werd in een tijd dat ze in Elst nog driecijferige telefoonnummers hadden? Een netnummer ontbreekt, waaruit valt af te leiden dat de firma Grashoff er vanuit ging dat haar producten het dorp niet verlieten. En toch wist een van haar kleerhangers in de loop van de decennia honderd kilometer verderop te raken. Via welke huizen, wil ik meteen weten, wie woonden daar, wat voor kleren hingen er allemaal aan dit knaapje en wat vertelden die over de dragers? 

Ik googel even op Elst en Grashoff. De plaatsnaam komt zowel in Gelderland als in Utrecht voor, maar de naam Grashoff duikt alleen in het Betuwse Elst op. Beetje jammer, want in het Utrechtse Elst hebben ze een berg van 63,2 meter hoog (waarbij het decimaal nogal intrigeert) en herinneren ze zich als beroemde inwoners de adellijke Henriëtte van de Poll, ooit hofdame van koningin Emma, en Dirk van Noort, die een BN’er werd toen hij in het programma Showroom tegensprak dat er ooit mensen op de maan waren geweest. Die berg van 63,2 meter, trouwens, heet de Elsterberg en heeft naam gemaakt doordat amateurarcheologen Lot Delfin er tijdens haar dagelijkse boswandelingen met haar hond prehistorische grafheuvels ontdekte. – Het is allemaal aan me voorbijgegaan.

Anderzijds pleit voor het Gelderse Elst, dat die naam volgens de geleerden afkomt van het Germaanse alhistja, wat heidens heiligdom betekent, en dat er resten van grote Romeinse tempels zijn aangetroffen, antecedenten die het dorp zowel historisch als spiritueel aanzien verlenen. Als beroemdheden wier wieg in dit Betuwse dorp stond, noemt Wikipedia Pierre Kartner en Henkie, rijinstructeur en zanger. Het moet fijn zijn op die manier bekendheid te genieten: Henkie, rijinstructeur en zanger. 

Tenslotte blijkt de firma Grashoff nog steeds in Chem. Reinigen te doen. Ze huizen op de Dorpsstraat, naast Stift Juwelen en Haarmode Berty. 

Het is duidelijk, ik moet naar de twee Elsten. Zodra ik naar Drjnopr en de Mississippi ben geweest.
 

* Dit stukje is een bewerking van het eerder op deze blogspot gepubliceerde 'Bereisd knaapje'
 

dinsdag 13 november 2012

Fallussen en omaatjes


 
 
 
Het schijnt dat ik geen doorsnee-man ben. Twee Amerikaanse wetenschapper hebben het voor me uitgezocht en zijn erachter gekomen dat gewone mannen er heel andere liefhebberijen op nahouden dan ik. Kerels, ook heteroseksuelen, kijken op pornosites graag naar penissen. Ze vallen ook vrij massaal op voeten. Ze prefereren mollige tot dikke vrouwen boven dunne exemplaren. En liefst zijn die vrouwen jong, maar een granny op zijn tijd vinden mannen niet te versmaden. 

Wat nou weer? Het zijn conclusies uit het boek A Billion Wicked Thoughts van Sai Gaddam en Ogi Ogas, waarover in de Amerikaanse pers al het nodige is geschreven en dat vorige week in de dagbladen van Wegener werd gesignaleerd.  

De twee neurowetenschappers hebben op ongebruikelijke wijze onderzoek gedaan naar onze seksuele belangstelling. Daarvoor analyseerden ze onder meer een miljard erotische zoekopdrachten op internet, die anders dan sommige resultaten uit opinieonderzoek niet zijn bijgekleurd door sociaalwenselijke antwoorden. Bovendien analyseerden ze naar eigen zeggen miljoenen erotische video’s, verhalen en dating-advertenties, alsook tienduizenden liefdesromans. 

Een paar opvallende conclusies staan hierboven al aangestipt. Zelf keek ik het meest op van de belangstelling die heteromannen voor anderluis penissen zouden koesteren. Volgens Gaddam en Ogas kijken mannen bijna net zo vaak naar – liefst grote – roedes als naar vagina’s. Verder zou Japanse grafische porno populair zijn onder mannen. Vrouwen lezen liever erotische verhalen dan dat ze naar pornografie kijken, stellen de auteurs, niet geheel verrassend, al kijken heterovrouwen volgens hen wel graag naar twee vrijende homo- of heteromannen. Zo zouden mannen weer opgewonden raken van hermafrodieten. 

Persoonlijk ken ik evenveel heteroheren die met elkaar vrijen, als kerels die lol beleven aan zwoele Japanse graphics en aan hermafrodietenporno: nul. Ik ben dan ook geen doorsnee-man. Maar bestaat die doorsnee-man van Gaddam en Ogas eigenlijk wel?  

Met het ontleden van zoekgedrag op internet krijg je wellicht boven water, naar welke erotiek internetgebruikers zoeken, maar niet wat de algemene seksuele zeden zijn, want hoe massaal ook, het blijft een selecte en dus onwetenschappelijke steekproef. Hoe veel mensen zoeken zelden of nooit naar internetporno? En andersom: in welke mate beïnvloedden grootgebruikers de door Gaddam en Ogas onderzochte data en daarmee hun analyses en conclusies? En willen internetters die naar porno zoeken echt hun zinnen prikkelen, of vooral hun nieuwsgierigheid? 

Misschien kun je met een computer wel een miljard zoekopdrachten analyseren. Maar ‘miljoenen’ video’s bestuderen? Met een gemiddelde lengte van anderhalf uur per video zou één miljoen video’s al neerkomen op 62.500 dagen ofwel 171 jaar onafgebroken kijken. Daar komen dan nog eens tienduizenden werkdagen voor het lezen van al die kasteelromannetjes bij. En dan moet dat alles nog eens worden geanalyseerd. Dat is óf quatsch óf bedrog. 

Andere wetenschappers hebben in de Amerikaanse pers al vastgesteld dat Gaddam en Ogas nauwelijks inzicht geven in hun bronnen en methodes, maar wel voortdurend met ferme conclusies wapperen. 

Voorlopig houd ik het er maar op, dat ik geen zwak voor fallussen en hete omaatjes hoef te ontwikkelen om een gewone man te blijven.

 

 

zondag 11 november 2012

Mooi, vandaag is het Helaasdag



Het is net of deze dag zichzelf heeft uitgeroepen tot Helaasdag. Alles wat op mijn pad komt, ademt een sfeer van vergeefsheid. 

De krant toont het spijtige gezicht van Mitt Romney nadat hij strandde in zijn poging Barack Obama van de troon te stoten. Het kersverse kabinet weet de stroom van kritiek op zijn nivelleringsplannen maar niet te stoppen. Een jongen kon niet meer leven met pesterijen en doodde zichzelf. Zijn ouders roepen op een eind te maken aan het pesten en iedereen weet dat dit een vergeefs appèl is.  

Ook het leven buiten de krant is in de ban van vruchteloosheid. De zon komt maar niet door de wolken heen. In het café glimlacht een man hoopvol naar een markante vrouw die alleen aan een tafel zit en krijgt een ijzige oogopslag terug. Een vriend ziet zijn huwelijk stranden nadat zijn minnares ook al met hem brak. Een neef die een jaar geleden dolenthousiast een eigen zaak begon, gaat reddeloos failliet. Een stukjesschrijver schrijft een stukje van niks. 

Vandaag is alles ijdel en hopeloos. Het klinkt dramatisch, maar ach, niets is zo gewoon als de mislukking. Tegenover iedereen die wint, staat nu eenmaal een verliezer en geen succes zou zoet proeven zonder de tegenvoeter van het echec. Elke sterveling legt het op den duur af tegen het leven, want, om met J.C. Bloem te spreken: ‘Het voorbestemde doel van ’t paren / Is niet minder dan de wieg het graf.’ 

We weten dat het zo gaat, en toch rollen we elke dag weer onze steen tegen de berg op. Ik vind het mooi, al dat streven, vervuld van hoop en verbeelding. 

Terwijl ik dit opschrijf, schiet me een herinnering te binnen aan een vergeefse onderneming in Japan. Ik was per flitstrein van Tokio naar Kyoto gezoefd en had alleen maar metropool gezien, woontorens, kantoren, snelwegen, warwinkels van beton en staal en neon. Het werd hoog tijd voor een tempel. Een gidsje beval de Kiyomizu aan, de tempel van een elfhoofdige godin. 

In mijn ryokan, een traditioneel pension, sprak men geen woord Engels, maar die Kiyomizu, gebaarde de pensionbaas, lag ginds op die heuvel. Aan de voet ervan bevond zich een kleine tempel waar net een dienst begon. Priesters in paars en turkoois en op zwartgelakte klompen brachten offergaven naar een tafel en monniken maakten in het halfduister maakten hypnotiserende muziek en slaakten ijle kreten. Het was er hemels sereen.

Achter de kleine tempel voerde een eindeloos lange trap omhoog naar mijn bestemming. Ik klom en klom, want ik moest en ik zou, vijfhonderd treden, op weg naar mijn elfhoofdige godin. En toen ik ademloos boven kwam, stond daar dus helemaal geen godinnentempel, maar een onbeduidend monument. Alle Zenmeesters van Kyoto schaterden het uit.

Een uur later kwam ik bij de echte Kiyomizu aan en die was heel indrukwekkend, maar nergens vond ik de stille bekoring van het naamloze tempeltje aan de voet van die ene lange trap naar niemendal.

Jaren nadien zit ik met die herinnering achter mijn bureau en zin op een slotzin die alles op zijn plek laat vallen. Maar helaas.

donderdag 8 november 2012

Deze jongen is een No Mo Bro


Nu is het al dagenlang november en nog steeds heb ik geen snor. En die komt er de rest van de maand ook niet.

Sinds 1 november hebben ruim vijfduizend Nederlandse mannen demonstratief hun bovenlip niet meer geschoren in het kader van Movember, een wereldwijde actie ter ondersteuning van de strijd tegen prostaatkanker. Zij doen hun best hun ‘mo’ (van ‘moustache’) te laten sponsoren en zo geld in te zamelen voor onderzoek naar deze grootste mannenziekte.

Prostaatkanker treft in Nederland jaarlijks tienduizend mannen en maakt 2500 slachtoffers. Vorig jaar was ik aan de beurt. Nadat mijn foute prostaat weggeopereerd was, bleven er losse tumorcellen rondzweven, onzichtbaar maar wel meetbaar via het bloed. Die opstandige cellen worden nu onder de duim gehouden door een hormoonkuur, die hopelijk lange tijd haar werk blijft doen.

Komen er dus vijfduizend Mo Bros voor me op, verdom ik het zelf ook even een snor te kweken? Zo is het. En niet omdat ik daar een raillerend stukje uit denk te puren, want het is natuurlijk prima dat mensen zich voor elkaar inzetten. Nee, ik krijg het niet voor elkaar, mezelf een maandlang het insigne van activist op te plakken. Ik loop ook niet met armbandjes van Livestrong of Blue Ribbon solidair te zijn met kankerpatiënten.

Ik moet geen petjes, dassen en badges van doelen die me lief zijn of partijen die ik aanhang. Al had ik een seizoenkaart van mijn favoriete voetbalclub, dan nog zou ik in het stadion geen clubshirt dragen. Deze jongen is geen reclamezuil. Of, minder stoer: ik hoor liever nergens bij. Hooguit bij de snorlozen, en al helemaal sinds de Volkskrant afgelopen weekend berichtte dat de snor alweer hip begint te worden. Deze jongen is een No Mo Bro.

Trouwens, de snor als symbool voor het prostaatkankerprobleem is een wat pijnlijke keuze. Snorren staan natuurlijk voor mannelijkheid, maar die is nou juist nogal eens in het geding bij prostaatkanker. De gebruikelijke strijdmiddelen tegen deze aandoening – operaties, bestralingen, chemokuren en medicijnen – kunnen de potentie verzwakken, de waterhuishouding onzeker maken, de kracht ondermijnen en de testosteronproductie stilleggen. Blijf je dan maar eens een bink voelen; daar baten geen drie, geen dertig snorren. Gelukkig bezorgt prostaatkanker niet elke man evenveel misère.

Evengoed bedankt, heren. En nu ik toch bezig ben: volgende week (9 tot 16 november) beleven we alweer de week van de chronisch zieken, daar hoor ik ook bij. Arnhem oefent de ‘aandachtspieren’ door middel van mindfulness, in Zeist wordt therapeutisch gespeeld in warm water, Oeffelt gaat glutenvrij bakken onder deskundige leiding met als thema Sinterklaas en Kerst, en overal zijn er symposia over arbeidsparticipatie voor mensen met een beperking. Ik ga een workshop geven: Wegwezen in woord en gebaar.

woensdag 7 november 2012

We zijn aardiger dan we denken


Het zat eraan te komen en nu is het zover: de oudste bewoner van de straat is overleden, een 94-jarige man die zijn vrouw en kinderen overleefde en ook verder weinig familie meer kende. Maar hij had wel buren. 

De halve straat zat om zijn kist in het crematorium, zodat het samen met een handvol nabestaanden toch nog een heel gezelschap was dat afscheid van hem nam. Twee buurvrouwen memoreerden in gevoelige teksten hoe hij er een koppige eer in had gesteld zelfstandig te blijven. Tot het recente voorjaar wist hij voor zichzelf te zorgen in het huis waar hij al bijna driekwart eeuw woonde en dat in al die tijd nooit gemoderniseerd was. Op een paar adressen om hem heen hield men een liefderijk oogje in het zeil. 

Toen hij na een valpartij te hulpbehoevend werd, spanden zijn buren zich in om een verpleeghuis voor hem te vinden, waar zij hem regelmatig opzochten, naar zijn vele verhalen luisterden en regelden wat er te regelen viel. Op het verpleeghuis volgde een hospice en ook daar hield de straat hem vaak gezelschap. En nu, bij dit laatste treffen rond zijn kist, waren het ook weer buren die hun oude vriend toespraken. De zangeres die tegenover hem woonde, zong, begeleid door haar buurman op gitaar, een weemoedige ballade van Gerard van Maasakkers. Jammer dat de overledene het allemaal niet meer meekreeg.

Hoezo individualisering, dacht ik tijdens de plechtigheid. Al vanaf het einde van de vorige eeuw horen we dat de samenleving vergruist, dat mensen steeds meer op zichzelf zijn, dat de nadruk op solidariteit plaats maakt voor eigen belang. Ik heb zelf ook al vaak opgeschreven hoe gemeenschappelijkheid het is gaan afleggen tegen ikgerichtheid. Maar onze straatnestor kon tot en met zijn einde ouderwets rekenen op de mensen om hem heen. Bij de koffie achteraf waren we zelf ook een beetje verbluft over de hartelijkheid waarmee de oude man zich in zijn straat omringd had geweten. Misschien zijn wij stervelingen toch aardiger voor elkaar dan we denken. 

De individualisering van de maatschappij is te manifest om met één voorbeeld te ontkrachten. Maar in ons straatje werd wel duidelijk dat individualisme niet hetzelfde is als egoïsme en dat het moderne individu behalve een fascinatie voor zichzelf ook nog ruimte voor de ander kan hebben. 

En of de verse bewindslieden die over de thuiszorg en de verpleeginstellingen gaan nu maar niet willen concluderen dat er wel weer een boel professionals kunnen wijken voor vrijwilligers.

 

maandag 5 november 2012

Goed fout is helemaal oké


Het is de Elliotis Tordu geworden. Dat zat zo. 

Op de drukbezochte Dutch Design Week zagen we een wondermooi krukje van geperst berkenhout dat eruitzag alsof het met reuzenkracht uitgewrongen was zodat het de gedaante van een kleine spiraal had aangenomen. ‘Torderen’ heet zo’n bewerking in de beeldende kunst. Vandaar dat het krukje Tordu was gedoopt. Al was het natuurlijk niet met de hand gedraaid, maar het resultaat van geduldig en precies schuurwerk.

Het meubeltje bleef ons bij. We mailden ontwerper Geert-Jan Gielen wat het moest kosten. Hij mailde terug dat hij het ook nog in een andere uitvoering had, namelijk van meubelplaat afkomstig van de Elliotis, een Braziliaanse dennenboom. Hij stuurde een foto mee die een krukje met stoere nerven toonde. Deze houtsoort, schreef hij, kende meer ‘fouten’ dan berk, meer knoesten, ogen, spleten en overlappingen, en gaf een levendiger beeld. We vielen als een blok voor de foto en al helemaal voor het echte object, door Geert-Jan aan huis bezorgd en nu al vertrouwd gezelschap. 

Waarom ik dit vertel? Omdat onze kersverse Elliotis Tordu een sierlijke metafoor is voor het belang van de Fout. Wat voor dit meubeltje geldt, gaat ook op voor veel andere zaken in het leven: het is boeiender wanneer knoesten en kerven verslag doen van een groeiproces, dan wanneer er alleen een gladgepolijst, glanzend oppervlak zichtbaar is.

Van een gezicht met rimpels en groeven zeggen we waarderend dat het ‘karakteristiek’ is; een botoxgezicht oogst minder gunstige kwalificaties. Een moedervlekje, toch eigenlijk een huidaandoening, kan een mooi gezicht nog wat extra’s geven en staat bekend als een van de zeven schoonheden; vandaar dat moedervlekloze vrouwen soms een kunstmatige tache de beauté aanbrengen boven een lip. Zo vinden veel mensen ook sproeten aantrekkelijk.

In de jazz en de blues zijn het de foute tonen, de blue notes, die de muziek spannend maken en iets eigens geven. Ze schuren tegen het melodische aan en zorgen zo voor uitdaging en tinteling. In een oude stad wemelt het van de ‘fouten’: scheefgezakte huizen, verroeste bruggen, afbladderende deuren en poorten, brutale torens die een plein overschaduwen. Maar met zulke elementen wordt een stad juist doorleefd en charmant en honderd keer interessanter dan een gestreken en gesteven nieuwbouwwijk.

Zo zorgen ook in de samenleving de afwijkelingen voor leven in de brouwerij. De dissidenten zijn voor de maatschappij wat de dissonanten zijn voor de muziek. Het is heel goed dat er zoveel brave burgers zijn, maar het is nog beter dat er ook halve en hele gekken, dolers, wettelozen, zelfkanters en buitenbeentjes bestaan.

In ons eigen leven kiezen we meestal voor monogamie, maar in het filmhuis bewonderen we de casanova’s en femmes fatales. We kiezen voor een partij die misdaad strenger wil bestraffen, maar zijn ook nieuwsgierig als er een topcrimineel op tv komt en genieten van de slechtheid in The Godfather en Boardwalk Empire. En in ons hart vinden we het wel mooi als onze popsterren, van Elvis tot Michael Jackson en Amy Winehouse, bezwijken voor en aan foute geneugten. Verboden vruchten smaken nu eenmaal het lekkerst.

Sommige fouten zijn natuurlijk ál te fout, maar foutloos is ook zo loos.