woensdag 27 december 2017

Even vakantie van de kanker

“Aha,” zei een belangstellende kennis, “je staat dus min of meer in de pauzestand.” – Zo had ik het nog niet bekeken, maar die term paste aardig bij mijn stemming.
Bedoelde pauze strekt zich uit tot half januari, als ik weer bij de oncoloog wordt verwacht. Waarschijnlijk weet die me dan te vertellen of het nieuwe medicijn tegen de uitzaaiingen van mijn prostaatkanker aanslaat. Een beslissend moment, want als dat medicijn niet werkt, resten er niet veel alternatieven.
Maar met dat stadium ben ik niet bezig. Mijn hoofd weet dat het zinloos is om te malen over scenario’s die zich misschien nooit zullen voordoen. En mijn hart heeft daar, geloof ik, evenmin behoefte aan. Ik voel me in elk geval tamelijk rustig, inderdaad als in een pauze. Even geen medische afspraken in mijn agenda, geen witte jassen in zicht, geen ziekenhuisroutes en wachtkamers. Even vakantie van de kanker.
En daarom zaten we op eerste kerstdag met de kinderen en kleinkinderen extra te genieten van elkaar en de geneugten van een rijke dis. We hieven het glas en toostten op het leven en op elkaar, waarbij de pastor in mij nog even memoreerde dat het gelet op alle malheur van de laatste jaren niet vanzelfsprekend was dat we hier met ons allen om tafel zaten.

En daarom zaten we op tweede kerstdag opnieuw aan tafel, nu getweeën en in een fraai restaurant, waar we opnieuw toosten op het leven en op elkaar. En daarom zaten we een paar dagen eerder bij een podium voor vernieuwende muziek, Paradox, waar we onze ziel laafden aan meeslepende, soms betoverende, dan weer kolkende vormen van jazz en improvisatie. En zo zal verder gaan, ook na Oud & Nieuw, wat voor nieuws het nieuwe jaar ook in petto mag hebben. Want léven blijft toch het beste antwoord op kanker.

donderdag 21 december 2017

Feest: de langste nacht!

In de straat nog geen dansende mensen gesignaleerd. Ook niemand aan de deur gehad met de gelukwensen. Zelfs geen blije telefoontjes, apps of mailtjes. En toch is er fantastisch nieuws vandaag: het is 21 december, kortste dag en langste nacht van het jaar, vanaf nu gaan de dagen weer lengen!
Trouwe lezers komt deze eerste alinea misschien bekend voor. Dat klopt: die stond vorig jaar om deze tijd ook al op deze plaats. Dat geldt eveneens voor de volgende alinea’s, want het stukje blijft kei-actueel. Lees maar:
Het kan zijn dat de rest van de wereld 21 december vooral ziet als de dag dat de winter officieel begint. Dat zou een verklaring zijn voor het uitblijven van feestgezang en vreugdevuren om het belangrijkste keerpunt van het jaar te vieren: de omslag van het donker naar het licht. Geeft niet, iedereen vergeet wel eens wat, volgend jaar om deze tijd is er weer een herkansing, noteer het alvast in uw agenda.
Zelf zou ik er waarschijnlijk ook niet aan hebben gedacht als 21/12 voor mijn Ingrid niet zo’n gewijde dag was. In de loop van de herfst refereert ze er steevast aan, vooral als ik zit te somberen over de voorbije zomer en de vallende bladeren. Nog even, zegt ze dan, en het is december, en dan wordt het vanzelf de 21ste, de kortste dag, het moment waarna het elke ochtend een beetje vroeger licht wordt en elke avond een beetje later donker. Dit jaar heeft ze het ook al een paar keer gememoreerd, en telkens bood het me een beetje troost.
En nu is het dan zover: we reizen weer naar het licht, langzaam maar zeker, zo zeker als er maar weinig zeker is. Het is het op na het neer, het heen na het weer, de plus na de min, het leven na het sterven.
Ik schrijf op deze plek nogal eens over het hier en nu: over concentratie op wat je meemaakt in plaats van op wat je vreest of veronderstelt. Daar ding ik ook nu niet op af, want een mens kan beter praktiseren dan prakkiseren. Maar daarom hoef je geschiedenis en toekomst nog niet uit te vlakken, herinnering, hoop, ervaring, ambitie. Het hoort allemaal bij elkaar: hier en nu en ginds en straks en ergens en toen. Het is een hele mind ful, dat klopt, maar dat is nou juist het mooie.


maandag 18 december 2017

Beste wensen?

Weer een klusje geklaard: de kerstkaarten zijn de deur uit. Echte kaarten, geen digitale, want we houden van het jaarlijkse ritueel dat bij papieren post hoort: het zoeken van mooie kaarten, de keuzes wie we welk exemplaar sturen, het schrijven van een passende wens onder begeleiding van meestal J.S. Bach en Martini Extra Dry en vervolgens de gang naar postkantoor of brievenbus.
Die passende wensen vind ik nooit gemakkelijk. Neem nou ‘Beste wensen voor het nieuwe jaar’. Dat lijkt een passe-partout, zo’n wens waarmee je met goed fatsoen bij iedereen kunt aankomen. Maar blaas je niet te hoog van de toren als je mensen meteen maar het beste wenst? Is het goede soms niet goed genoeg? Er kan er maar één de beste zijn, dus de kans dat uitgerekend jouw vrienden en familieleden stuk voor stuk het best denkbare nieuwe jaar in de schoot zal vallen is te verwaarlozen. Dus die beste wensen zijn aanstellerij dan wel hoogmoedswaanzin. ‘Een goed jaar’ is oké. Maar ook een beetje tam, vlak, flets. ‘Fijne feestdagen en een goed 2018.’ Mwah.
En dat was nog maar het begin van het gepieker. Want wat dán? ‘Een prachtig / schitterend / gloedvol jaar’? Niet heel realistisch, want zulke adjectieven gaan doorgaans maar voor een handvol dagen per jaar op. Ongeveer hetzelfde geldt voor ‘veel geluk’. Een mens mag al blij zijn als hij af en toe geluk ervaart, een dinsdag in november, ondanks de regen, een weekeinde in de lente, dankzij de lente, een vooravond in september, een zonnige middag in de herfst, een loom laat uur op de bank. Véél geluk is werkelijk niet erg werkelijkheidsgetrouw.
‘Een goede gezondheid’ dan? Dat staat toch bij iedereen op het verlanglijstje? Ja, maar bij die term krijg ik het zelf benauwd – ik bedoel: benauwder dan gewoonlijk. Om nou als multikrakkemik een ander een blakende gezondheid toe te wensen... Niet dat ik het een ander niet gun, integendeel, maar het verschil schuurt eerlijk gezegd een beetje. Als ik mijn naasten een gezond 2018 toewens, kan ik de vraag hoe mijn gezondheid in het nieuwe jaar zal uitpakken niet onderdrukken – en die vraag is een bibbervraag, zoals in mijn vorige blogs uiteengezet.

Enfin, ik ben eruit gekomen, de kaarten zijn op de post. Ik hoop op een stel mooie momenten in het nieuwe jaar. Een suggestie: de volgende controle bij de oncoloog.

zondag 10 december 2017

Compliment voor Zuster Ingrid

Genoeg gekankerd. Na vier grimmige stukjes over de lelijke kanten van het leven nu weer eens een opgewekt blogje. Over vrolijke post van het Stadhuis.
Deze zomer las ik ergens dat mensen die veel tijd en energie wijden aan hun hulpbehoevende naasten in aanmerking kunnen komen voor een ‘mantelzorgcompliment’. Dat is een van overheidswege bedachte geste aan echtgenoten, familieleden, buren of vrienden die het heel druk hebben met vrijwillige en onbezoldigde zorg voor iemand uit hun directe omgeving. In Nederland verlenen wel vier miljoen mensen een vorm van mantelzorg; van hen zijn er ruim zeshonderdduizend langdurig en meer dan acht uur per week in touw. Die mensen komt wel een applausje en een aardigheidje toe, is toen bedacht: het mantelzorgcompliment.
Goed idee, dacht ik, en ik schreef de gemeente aan om mijn Ingrid te nomineren voor zo’n duimpje. Ik lichtte toe dat ze een forse deeltijdbaan aan mij heeft. Dat varieert van hulp bij allerlei bezigheden waarvoor ik adem of kracht tekort kom, begeleiding bij de vele medische consulten en controles, meedenken over grotere en kleinere sores en geduldig luisteren naar fysieke en mentale wederwaardigheden, tot het overnemen van huishoudelijke taken en doehetzelfklussen die ik moet laten liggen. Soms, bijvoorbeeld als ze me helpt met een steunkous of met katheterzorg, noem ik haar liefkozend Zuster Ingrid. Op andere momenten kortweg Kanjer.
Enfin, de gemeente liet zich graag overtuigen, bleek deze week uit de post: het Mantelzorgcompliment is toegekend, dezer dagen krijgt ze 200 euro gestort, met de groeten van de burgemeester. Ze bezint zich nog op een feestelijke bestemming voor die meevaller.

Behalve dat het een opsteker is voor Zuster Ingrid, respectievelijk Kanjer, is het ook plezierig dat die vaak zo abstracte en afstandelijke overheid nu eens concreet en hartelijk uit de hoek komt met zomaar een schouderklopje voor een lieve burger. Waarvan akte.

donderdag 7 december 2017

Ik wou dat ik me verveelde

Voor de derde keer in een week naar het ziekenhuis –mijn dierbare oude Citroen kan de weg al bijna zelf vinden. Eerst twee dagen op rij naar Spoedeisende Hulp, vandaag een controle. Het liep goed af, maar wat een heisa...
In het weekeinde raakte de katheter die ik sinds een goede maand heb ineens verstopt. Naar de Eerste Hulp, ding vervangen, blaas doorgespoeld, probleem opgelost. Maar de volgende dag leek het probleem terug. Gebeld, opnieuw naar de Spoed ontboden, echo’s, bloedonderzoeken, uren wachten.
Dat wachten in ziekenhuizen is nog een hele klus. In andere situaties kun je je al wachtende aan een cryptogram zetten, of dromen over een warm palmenstrand, of mediteren op de lussen van je schoenveters, maar dat is er allemaal niet bij als je op een medische uitslag wacht. Terwijl eerst de minuten, toen de kwartieren en vervolgens enkele uren wegtikten, vocht ik tegen denkbeeldige onheilsboden die me grijnzend toefluisterden dat de kanker misschien wel aan de nieren zat te knagen, of met de klieren zat te klieren, en dat het kathetergedoe daar allemaal door kwam. Dadelijk gingen ze sissen dat ik werd opgenomen, ter observatie, omdat de doktoren het niet vertrouwden, al die onrust daar beneden. En er flitsten beelden van een paar jaar terug door mijn hoofd, van OK’s en IC’s en medicijnen waar je van ging malen. En dan riep ik me weer tot de orde: sla niet op hol, heb geduld, wacht af.
De uitslag kwam en was goed. De controle vandaag idem. De betrekkelijke rust is terug. ‘Hoe was het?’ vroeg een broer die belde over de voortgang. Ik praatte hem bij en rondde af met die Engelse verzuchting die in het Nederlands niet zo goed overkomt: never a dull moment.
Nee, van vervelen komt het niet gauw bij kanker. Je krijgt medische afspraken bij de vleet met de nodige en onnodige hoofdbrekens van dien. En als je dan toevallig ook nog eens stukjesschrijver bent, dan wenkt er steeds weer een knipperende cursor op een leeg scherm om nieuwe zinnen over vandaag en morgen, over kansen, gevaren, hoop, teleurstelling, ambitie, beperkingen, kwaliteit, betekenis – genoeg stof voor een hele bibliotheek. Ik wou dat ik me verveelde, zou ik bijna zeggen, maar niet dus.
Ik heb geen goed woord over voor kanker, maar alla, maar als het niet al te zeer tegenzit blaast het wél het stof van het leven, verdiept, verscherpt, verbindt, verinnerlijkt, verhevigt. Verdomme.