zaterdag 25 oktober 2014

En de winnaar is…



In de Volkskrant van vandaag schrijft Hanna Bervoets een boeiende kleine beschouwing over doorzetters. De media vertellen graag verhalen over mensen die ondanks tegenslagen en hindernissen altijd maar doorgaan, hun dromen blijven najagen en aldoende uiteindelijk successen boeken. Het is een eigentijdse mythe, vindt Bervoets. Een sprookje waarin succes het logische gevolg is van doorzettingsvermogen, of, andersom, het najagen van dromen een cruciale stap is op de weg naar succes.

Helaas is de werkelijkheid minder sprookjesachtig, want de meeste van zulke dromen stranden op ontoereikend talent, pech of dom toeval. Niet elk dubbeltje wordt nu eenmaal een kwartje, hoezeer het ook zijn best doet, en niet iedere vlijtige krantenjongen schopt het tot miljonair. Niettemin blijven we graag geloven in de mythe van de doorzetter. Daarachter schuilt het calvinistische idee dat een mens uiteindelijk zal worden beloond voor al zijn zwoegen onder de zon, of met andere woorden: dat hard werken goed voor ons.

Hanna Bervoets stipuleert dat populaire televisieprogramma’s inhaken op de mythe van de doorzetter. In allerlei varianten op de afvalrace jagen deelnemers hun dromen na, terwijl presentatoren hen aanmoedigen niet op te geven en dóór te gaan. Niettemin eindigen van de tien kandidaten er uiteraard negen als verliezers, zodat zulke programma’s weliswaar de mythe van de doorzetter steunen, maar in feite leren dat het najagen van dromen in de meeste gevallen tot teleurstellingen leidt.

Doorredenerend: als de ontgoocheling zo’n vertrouwd fenomeen is, hoe komt het dan dat we er niet méér van weten? Het onderwerp is breed en diep genoeg om tal van wetenschappelijke onderzoekers te kunnen inspireren. Waar blijft de filosofie van de flop, de economie van de tegenspoed, de psychologie van de deceptie?  Waarom bloeit rond dit onderwerp niet een bonte bedrijfstak met duizendeneen vormen van troost, pep en afleiding op?. Wat hebben literatuur, muziek en beeldende kunst te bieden voor een beter begrip van onze desillusies en de verwerking daarvan?


Maar opgepast, dadelijk komt een televisiemaker nog op het idee voor een fijne tv-show waarin de Pechvogel van het Jaar wordt gekozen. Ik hoor de trommels al roffelen: “En de winnaar is…”

dinsdag 21 oktober 2014

DDW: antidesign is ook design


Elk jaar rond deze tijd woedt in Eindhoven de Dutch Design Week en elk jaar is het prijs. Op tientallen plekken verzamelen zich mensen met nèt iets kekkere kapsels, brillen, tassen en jassen dan gemiddeld. Tussen de binnenstad en de meer perifere designlocaties sjezen gesponsorde designtaxi’s met kunstzinnige dakopbouw heen en weer. Vooral place to be Strijp S met zijn stoere, industriële looks trekt drommen publiek.

De voordeurbel rinkelt. De post brengt me een grote enveloppe van een speciaalzaak in medische hulpmiddelen. Ik had er een artikel besteld, dat ongeveer haaks staat op de glamoureuze sfeer die rond design hangt: een wegwerp incontinentieonderbroek. Ik had zo’n onding ooit nodig gehad na een zware operatie en me er zeldzaam ongelukkig in gevoeld. Nu kwam het van pas als rekwisiet voor een theatervoorstelling waarbij ik betrokken ben.

Als ik het attribuut inspecteer, is het net alsof ik het weer voor het eerst in handen heb. De watachtige absorberende vulling. De elastieken roesjes die blijkens een uitleg voor een goede pasvorm en een hoog comfort zorgen. De anti-lekrandjes die behalve bescherming ook alweer comfort bieden.
De ingebouwde remedie  (Odour System) tegen luchtjes. De vochtindicator die blauw kleurt bij verzadiging, volgens ISO 11948-1 een feit bij 2200 ml.

Wie geen last heeft van blaas of bekkenbodem, kijkt vreemd op van zulke kwalificaties, maar heel wat mensen zijn er vertrouwd mee en bij gebaat. In feite is zo’n barokke wegwerponderbroek natuurlijk óók design, zij het in al zijn lelijkheid eerder antidesign. Niet alleen oogstrelende, hippe spullen worden ontworpen: elk nieuw product heeft een vorm nodig. En dus hebben vormgevers zich ook gebogen over probate hulpmiddelen bij incontinentie, waaruit specifieke knowhow is ontstaan, met alle gootjes en watten en elastiekjes vandien. Waarschijnlijk is er op een of andere ontwerpafdeling nog eens een fles bubbels ontkurkt omdat een senior designer het gepatenteerde Odour System had bedacht. Iedereen beleeft wel eens zijn finest moment.


Eigenlijk is de anonieme bedenker van de drooghoudslip me liever dan de topdesigner die in alle bladen figureert en vooral goed is in het vormgeven van zijn eigen carrière. Maar als ik later nog wat rondhang op een van de Eindhovense hotspots en waarderend rondkijk door de rauwe, weidse ruimte en allerlei moois en spannends in me opneem, dan vertrouw ik dat ‘eigenlijk’ van me toch niet helemaal.

Foto: Trendbeheer.com

woensdag 15 oktober 2014

Naar en raar op de Intensive Care



Over het verzoek hoefde ik niet lang na te denken. Of ik samen met enkele lotgenoten en verwanten wilde napraten over onze ervaringen op de Intensive Care. De medewerkers van die afdeling wilden graag horen hoe patiënten de behandeling en verzorging hadden beleefd en wat daaraan nog viel te verbeteren.

Dat leek me een zinnig idee. Ik had al eens eerder deelgenomen aan een vergelijkbare ontmoeting tussen patiënten en behandelaars, een zogeheten Els Borst-gesprek, en gemerkt dat het goed is als zorgverleners eens door de ogen van hun afnemers naar zichzelf kijken. Van de patiënt als docent valt te leren hoe belangrijk oprechte aandacht en zorgvuldigheid in de zorg zijn.

Zo zaten we op een avond met zes patiënten, evenveel familieleden en een gehoor van tientallen IC-medewerkers in een zaaltje van het Máxima Medisch Centrum en wisselden gedachten en belevenissen uit. Met daarbij het verzoek, het besprokene niet naar buiten te brengen. Ik laat het daarom maar bij de vaststelling dat er veel tevredenheid klonk over de ‘vijfsterren’-zorg en de ruime informatievoorziening op de afdeling; wel bleken de voortdurende piepjes van de apparatuur hinderlijk en voelden patiënten die met verwardheid kampten, zich niet altijd begrepen en serieus genomen.

Tussen de koffie en de cake door dwaalden mijn gedachten af en toe weg naar de duistere augustusdagen die ik op deze afdeling doorbracht na een zware en riskante operatie aan mijn bloedvaten. Narcose, medicatie en verzwakking maakten dat ik hele stukken uit die periode kwijt ben, maar ik weet nog goed hoe naar en raar ik me vaak voelde: mijn lichaam ziek en krachteloos, mijn hoofd een bioscoop waar beurtelings horror en avant-garde werd gedraaid, met beelden die ik niet kon bijbenen en scènes die verkeerd leken gemonteerd. De ene keer zat ik in een piepklein, benauwd kamertje waar een eindeloze reeks dozen werden binnengebracht. De volgende filmset bevond zich in Egypte en had iets te maken met dure sigaretten, espresso en Julius Caesar. Dan was ik weer in een nevelig veld vol waxinelichtjes in Zuid-Limburg, waar een uitvaart leek plaats te vinden zonder dat duidelijk werd wie de overledene was. En steeds begreep ik niemand, zo min als iemand mij begreep. Ik wilde weg, maar wist niet hoe. Ik wist niet eens meer het verschil tussen feit en waan. Ik wist alleen dat ik het heel akelig vond wat ik al dan niet meemaakte en dat ik intens hoopte dat het ooit weer zou ophouden, dit dolle tollen tussen flarden en schimmen dat ‘delier’ heet.

En het hield op. Uiteindelijk vond ik de uitgang uit deze mieze, misse kermis. Maar er was een heleboel intensive care voor nodig.



woensdag 8 oktober 2014

Geen leuk stukje


Ik heb vandaag echt zin om eens géén leuk stukje te schrijven. Dat komt: ik heb het helemaal gehad met het woordje ‘leuk’. Zomaar, van het ene moment op het andere, kan ik het niet meer horen of zien. Het wordt simpelweg veel te vaak gebruikt. Hoe was de film? Hoe was de vakantie? Hoe bevalt het nieuwe huis? Hoe vind je die nieuwe collega? Dikke kans dat het antwoord ‘leuk’ luidt.

‘Leuk’ is het duizenddingendoekje van de Nederlandse taal. Een etiket dat zich overal op laat plakken en daarom nauwelijks nog zeggingskracht heeft. Op Facebook volstaat één klik om iets leuk te vinden. Met een zo lage drempel is een like amper een blijk van waardering te noemen; niettemin vinden veel sites die respons toch dermate belangrijk dat ze jengelen om duimpjes: ‘vind ons leuk!' Het is een soort applausinflatie, maar op Facebook zit men daar niet mee.

Een heftige vorm van leukigheid vinden we bij het fenomeen van de leukste thuis. Dat is een persoon, doorgaans een manspersoon, die denkt dat hij hoogst vermakelijk is, maar door zijn omgeving heel anders beoordeeld wordt en daarom maar het hardst lacht om zijn eigen kwinkslagen.

Het is ook oppassen geblazen als winkels in prullaria of horecazaken zich Leuk! noemen, want zo’n naam geeft het signaal dat hier waarschijnlijk een schurend type gezelligheid wordt verkocht: een instant knusheid die net te bedacht is om aangenaam te zijn. Een écht leuk restaurant zou zich nimmer Leuk! dopen. Het doet denken aan die contactadvertenties waarin leuke vrouw leuke man zoekt om ser. rel. mee op te bouwen en waar niemand op reageert.

Wat is er erger dan leuk? Helemaal leuk. Op Google vind ik een winkeltje uit Barendrecht, waarvoor de uitbater de naam Helemaal leuk! Home en Lifestyle heeft bedacht. Als ik even doorklik, blijkt het in juni laatstleden failliet te zijn verklaard. Dat krijg je er nou van.


zaterdag 4 oktober 2014

Neptroost van Acda en De Dijk


Een van de hardnekkigste clichés van de laatste jaren is dat het allemaal wel goed komt. Van de wachtruimte in het ziekenhuis tot de kleedkamer van de sportclub en van de wandelgangen op het Binnenhof tot de toog van Café ’t Hoekje kun je die dooddoener optekenen. Loopt een huwelijk niet lekker, heeft iemand iets lelijks onder de leden, presteert de favoriete voetbalclub voor geen meter of staat een politieke partij slecht in de peilingen? Er dient zich steevast wel iemand aan met de sussende boodschap dat het allemaal heus wel goed komt.

Nu heeft popgroep De Dijk er samen met Thomas Acda weer een liedje van gebakken. Het is de titelsong van de film Wonderbroeders, waarin Acda een hoofdrol speelt. Dijk-frontman Huub van der Lubbe mocht het nummer dezer dagen vertolken bij RTL Late Night van Umberto Tan:

Alles komt goed
Alles komt goed
Wat je ook doet
Of vindt dat je moet
Vooraan in de rij
Of achter in de stoet
Alles komt goed
Alles alles alles komt goed

In een toelichtend praatje legde de zanger het uit. Natuurlijk zit het leven niet altijd mee, maar op zo’n moment moeten we maar bedenken dat een tegenvaller later vaak toch ergens goed voor blijkt te zijn. Dus uiteindelijk komt alles alles alles goed!

Het is van een blakende blijdschap die zich moeilijk laat tegenspreken. Sputter je dat misschien niet alles alles alles altijd maar helemaal goed komt, dan sta je al gauw te boek als een iezegrim, een azijnzeiker of erger nog: een pessimist. Alles en iedereen moet succesvol zijn, dat is de mantra van deze tijd, en mantra’s lenen zich niet voor nuances. Met ons gaat het goed, en zo niet, dan komt het goed, heus.

Het is een cliché, zei ik al, een gemeenplaats die het niet van de originaliteit moet hebben. Nu zijn clichés er niet voor niets. Ze geven uitdrukking aan een breed gedeeld gevoel of vermoeden en ademen in die zin een zekere wijsheid van de straat, een soort allemansfilosofie. Povere clichés halen dat niveau echter niet en blijven steken in gratuite nepwijsheden. Zoals de neptroost dat alles altijd goed komt.

Bezoek eens een verpleeghuis, Huub van der Lubbe. Kijk eens naar een documentaire over Syrië, Thomas Acda. Luister eens naar mensen met een stoornis in hun hoofd of een trauma in hun levensloop. Kleineer problemen niet door te doen alsof ze maar tijdelijk zijn. En probeer het volgende keer eens met lekker swingende blues.