Over het verzoek hoefde ik niet lang na te denken. Of ik
samen met enkele lotgenoten en verwanten wilde napraten over onze ervaringen op
de Intensive Care. De medewerkers van die afdeling wilden graag horen hoe
patiënten de behandeling en verzorging hadden beleefd en wat daaraan nog viel
te verbeteren.
Dat leek me een zinnig idee. Ik had al eens eerder
deelgenomen aan een vergelijkbare ontmoeting tussen patiënten en behandelaars, een
zogeheten Els Borst-gesprek, en gemerkt dat het goed is als zorgverleners eens door
de ogen van hun afnemers naar zichzelf kijken. Van de patiënt als docent valt
te leren hoe belangrijk oprechte aandacht en zorgvuldigheid in de zorg zijn.
Zo zaten we op een avond met zes patiënten, evenveel
familieleden en een gehoor van tientallen IC-medewerkers in een zaaltje van het
Máxima Medisch Centrum en wisselden gedachten en belevenissen uit. Met daarbij
het verzoek, het besprokene niet naar buiten te brengen. Ik laat het daarom
maar bij de vaststelling dat er veel tevredenheid klonk over de ‘vijfsterren’-zorg
en de ruime informatievoorziening op de afdeling; wel bleken de voortdurende
piepjes van de apparatuur hinderlijk en voelden patiënten die met verwardheid
kampten, zich niet altijd begrepen en serieus genomen.
Tussen de koffie en de cake door dwaalden mijn gedachten
af en toe weg naar de duistere augustusdagen die ik op deze afdeling doorbracht
na een zware en riskante operatie aan mijn bloedvaten. Narcose, medicatie en
verzwakking maakten dat ik hele stukken uit die periode kwijt ben, maar ik weet
nog goed hoe naar en raar ik me vaak voelde: mijn lichaam ziek en krachteloos,
mijn hoofd een bioscoop waar beurtelings horror en avant-garde werd gedraaid, met
beelden die ik niet kon bijbenen en scènes die verkeerd leken gemonteerd. De
ene keer zat ik in een piepklein, benauwd kamertje waar een eindeloze reeks
dozen werden binnengebracht. De volgende filmset bevond zich in Egypte en had
iets te maken met dure sigaretten, espresso en Julius Caesar. Dan was ik weer
in een nevelig veld vol waxinelichtjes in Zuid-Limburg, waar een uitvaart leek
plaats te vinden zonder dat duidelijk werd wie de overledene was. En steeds
begreep ik niemand, zo min als iemand mij begreep. Ik wilde weg, maar wist niet
hoe. Ik wist niet eens meer het verschil tussen feit en waan. Ik wist alleen
dat ik het heel akelig vond wat ik al dan niet meemaakte en dat ik intens
hoopte dat het ooit weer zou ophouden, dit dolle tollen tussen flarden en
schimmen dat ‘delier’ heet.
En het hield op. Uiteindelijk vond ik de uitgang uit deze
mieze, misse kermis. Maar er was een heleboel intensive care voor nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten