woensdag 15 oktober 2014

Naar en raar op de Intensive Care



Over het verzoek hoefde ik niet lang na te denken. Of ik samen met enkele lotgenoten en verwanten wilde napraten over onze ervaringen op de Intensive Care. De medewerkers van die afdeling wilden graag horen hoe patiënten de behandeling en verzorging hadden beleefd en wat daaraan nog viel te verbeteren.

Dat leek me een zinnig idee. Ik had al eens eerder deelgenomen aan een vergelijkbare ontmoeting tussen patiënten en behandelaars, een zogeheten Els Borst-gesprek, en gemerkt dat het goed is als zorgverleners eens door de ogen van hun afnemers naar zichzelf kijken. Van de patiënt als docent valt te leren hoe belangrijk oprechte aandacht en zorgvuldigheid in de zorg zijn.

Zo zaten we op een avond met zes patiënten, evenveel familieleden en een gehoor van tientallen IC-medewerkers in een zaaltje van het Máxima Medisch Centrum en wisselden gedachten en belevenissen uit. Met daarbij het verzoek, het besprokene niet naar buiten te brengen. Ik laat het daarom maar bij de vaststelling dat er veel tevredenheid klonk over de ‘vijfsterren’-zorg en de ruime informatievoorziening op de afdeling; wel bleken de voortdurende piepjes van de apparatuur hinderlijk en voelden patiënten die met verwardheid kampten, zich niet altijd begrepen en serieus genomen.

Tussen de koffie en de cake door dwaalden mijn gedachten af en toe weg naar de duistere augustusdagen die ik op deze afdeling doorbracht na een zware en riskante operatie aan mijn bloedvaten. Narcose, medicatie en verzwakking maakten dat ik hele stukken uit die periode kwijt ben, maar ik weet nog goed hoe naar en raar ik me vaak voelde: mijn lichaam ziek en krachteloos, mijn hoofd een bioscoop waar beurtelings horror en avant-garde werd gedraaid, met beelden die ik niet kon bijbenen en scènes die verkeerd leken gemonteerd. De ene keer zat ik in een piepklein, benauwd kamertje waar een eindeloze reeks dozen werden binnengebracht. De volgende filmset bevond zich in Egypte en had iets te maken met dure sigaretten, espresso en Julius Caesar. Dan was ik weer in een nevelig veld vol waxinelichtjes in Zuid-Limburg, waar een uitvaart leek plaats te vinden zonder dat duidelijk werd wie de overledene was. En steeds begreep ik niemand, zo min als iemand mij begreep. Ik wilde weg, maar wist niet hoe. Ik wist niet eens meer het verschil tussen feit en waan. Ik wist alleen dat ik het heel akelig vond wat ik al dan niet meemaakte en dat ik intens hoopte dat het ooit weer zou ophouden, dit dolle tollen tussen flarden en schimmen dat ‘delier’ heet.

En het hield op. Uiteindelijk vond ik de uitgang uit deze mieze, misse kermis. Maar er was een heleboel intensive care voor nodig.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten