zondag 31 mei 2015

Half the Horizon: nu de film

 
Half the Horizon, een theateravontuur met film, muziek en spel, beleefde afgelopen vrijdag in Goes zijn voorlopig laatste voorstelling. Doordat subsidies uitbleven, kon het project maar een handvol keren worden uitgevoerd. Daardoor bleef het publieke bereik van dit bijzondere project beperkt. Maar daar komt verandering in, want Half the Horizon wordt verfilmd.

Half juni al starten de eerste opnames. In het Eindhovense cultuurhuis Natlab worden dan delen van de voorstelling gefilmd, zoals die afgelopen jaar op een aantal kleinere podia is opgevoerd: met beeld van Paul en Menno de Nooijer, live muziek van Jorrit Tamminga, Ihzak Elias en Erik Bosgraaf en teksten van schrijver dezes. Aan deze opnames worden nog nieuwe scènes toegevoegd, zodat het geheel een volwaardige film wordt en niet puur een theaterregistratie. 

Nog meer dan tot dusver komt het accent te liggen op een reis door het leven, denkt Paul de Nooijer. “Dus mocht iemand een oude bus ter beschikking hebben, dan houd ik me aanbevolen.”

Er was nóg een nieuwtje bij de dernière van de (uitverkochte) voorstelling in Goes. Toen het gulle applaus wegebde, maakte zich uit het publiek een man met een microfoon los en begon aan een korte speech. Hij bleek van de Lions Club Vlissingen en kwam vader en zoon De Nooijer een prijs brengen voor hun waardevolle bijdragen aan het culturele klimaat in Zeeland. En ver daarbuiten natuurlijk, maar daar gingen de Zeeuwse Lions niet over.

Half the Horizon verbeeldt wat er met een man gebeurt als hij met prostaatkanker wordt gediagnosticeerd, zoals Paul de Nooijer is overkomen. Het leidt tot ontreddering en verdriet, maar ook tot poëtische en hilarische momenten. Over enige tijd te zien in uw filmhuis.

 

 

maandag 25 mei 2015

Sommige dingen zijn meer dan een ding


Ik was het zo lang kwijt geweest dat ik het al had afgeschreven, maar vandaag vond ik het ineens terug: mijn favoriete horloge.

Op een ochtend in maart lag het niet op het kastje waar het altijd de nacht doorbracht. Het lag er ook niet achter, naast of onder. Had ik het de avond ervóór in een verstrooide bui op een onlogische plek neergelegd? Een lange speurtocht door het huis bleef zonder resultaat. Had ik het dan ergens verloren? Het leek me niet goed mogelijk, want horloges vallen niet zomaar van je pols. Zonder veel hoop belde ik het restaurant van de vorige avond op. Nee, ze hadden geen horloge gevonden. Zo bleef ik een paar dagen piekeren en zoeken. Misschien had ik ook nog de Heilige Antonius moeten aanroepen, zoals wij roomsen dat vroeger deden (‘Heilige Antonius, goede vrind / Help dat ik mijn horloge vind’). Hoe dan ook, het klokje bleef spoorloos. 

Het is maar een horloge, probeerde ik mezelf voor te houden, een ding, een levenloos voorwerp. Maar dat baatte niet. Sommige dingen zijn meer dan een ding. Op dit horloge had ik een oogje ver voordat het in mijn bezit kwam. Ik vond het een sublieme mix van stoerheid, elegantie, stijl, eenvoud en kwaliteit – elementen die niet gemakkelijk samengaan. Het ontwerp kwam dan ook van een maestro: Bruno Ninaber van Eyben. Het was me echter te prijzig.

Journalistiek leidt tot van alles. Op een dag interviewde ik Bruno Ninaber. Hij vroeg me toen of ik ook eens een tekst voor hem wilde schrijven. Dat wilde ik wel, zeker toen we het eens werden over de beloning in natura: het horloge. Sindsdien, pakweg 25 jaar geleden, heb ik een echte Ninaber. Tot die op een ochtend in maart ineens verdwenen bleek.

Vandaag teruggevonden. Inderdaad op een onlogische plek, waar ik het vermoedelijk in een verstrooide bui had weggelegd. Mijn horloge is terug en ik ben net zo blij als die mooie dag dat het tot me kwam.

donderdag 21 mei 2015

Armand en uw gerief

 
Alleen al dat refrein: ‘Als er iemand van je houdt/ heb je het nooit meer koud./ Als er iemand om je geeft/ weet je weer waarvoor je leeft.’ 

Armand was gisteravond weer eens te gast bij De Wereld Draait Door. Matthijs van Nieuwkerk, die een zwak lijkt te hebben voor de Eindhovense troubadour, kondigde hem royaal aan als The Legend – je kon de hoofdletters horen.  Armand bleek een plaat te hebben gemaakt met Nederbietband The Kik. Het album met composities van Armand, bewerkt door The Kik, verschijnt 12 juni. Bij DWDD speelden ze samen het titelnummer ‘Iemand‘ met voornoemd citaat. Een loepzuivere smartlap, opgeruwd door de schurende stem van Armand.

Voordat hij aan het lied begon, wilde Armand even inhaken op een eerdere DWDD-gast. Hij schudde zijn uitbundige haardos en declameerde: ‘Word u aan alle kanten te vet/ duik meer met uw partner in bed./  Hebt u geen partner of geen lief/ kom dan zelf aan uw gerief.’ Hij sloot zijn levenslesje af met een grijns en een huppel. Met dank, naar valt aan te nemen, aan de cannabis. 

Hij blijft een uniek fenomeen. De tijdgeest kan waaien wat hij wil, Armand blijft zichzelf, al sinds hij meer dan 40 jaar geleden met ‘Ben ik te min’ doorbrak als zanger van eigengereide Nederlandstalige liedjes. Het grijs mag door zijn vuurrode haren heen schemeren, de dwarsheid staat nog steeds op zijn gelooide gezicht geschreven. Zijn hele verschijning ademt de forever Young-sfeer uit de tijden van hippie en provo. ‘Als je blowt,’ zei hij me eens, ‘blijf je altijd jong.’ 

Dat was zeven jaar geleden. Ik interviewde hem over zijn jonge jaren, in een serie over de jeugd van min of min bekende Nederlanders. Die van hem werd overheerst door astma. Hij was daardoor ziekelijk en belandde voor langere tijd in een revalidatieoord in Wijk aan Zee. Daar deed hij zijn eerste podiumervaring op door zijn mederevalidantjes te vermaken met liedjes van Johnny Jordaan en Tom Manders. Terug in Eindhoven schopte hij het in een talentenjacht tot Kampioen van de Kempen. Nota bene met de evergreen ‘Geef mij maar Amsterdam.’ Niet veel later stapte hij over naar de rock en de beat die zijn nieuwe kompanen van The Kik graag spelen. En nu speelt hij met The Kik zijn eigen liedjes. Is er weer eens een cirkel rond.

maandag 18 mei 2015

Een park vol yoga en zo



De stad hangt vol posters waarop een zomers geklede jonge vrouw haar gevouwen handen hoog boven haar hoofd naar de hemel steekt. De ogen houdt ze gesloten, haar rug is kaarsrecht en ze zit in lotushouding. Het beeld ademt concentratie en introspectie.

De poster vestigt de aandacht op het yogafestival dat 13 en 14 juni plaatsvindt in het Eindhovense Stadswandelpark, een heerlijk groengebied met imposante, exotische bomen, zonneweides, vijvers en beeldende kunst. Ik kom graag in dat park, want er valt altijd genoeg waar te nemen. Een dozijn vrouwen dat met rosé en Prosecco een verjaardag viert. Twee gesoigneerde flaneurs die kalm gebarend dure herinneringen lopen op te halen. Een scootmobilist met een homp brood, omsingeld door altijd hongerige eenden. Een kantoorklerk die een tukje doet met zijn hoofd op zijn leren tas. Een groepje studenten met een gitaar naast een Turks vrouwenkransje. 

En straks dus een heleboel mensen in lotuszit, de ogen gesloten, de handen gevouwen, allemaal bezig met yoga en aanverwante artikelen. Van de laatste categorie zijn er nogal wat, blijkt uit de site van het festival, variërend van helend bewegen tot klankschaalhealing, yoga4kids, spiritualiteit-bij- zonsopgang, Indiase dans, Zenmeditatie, transformationeel ademen, diverse massages, chillen in zitzakken en yoga in hangmatten.

Ik heb een lastige relatie tot dit soort happenings. Voor mijn werk bezocht ik wel eens nieuwetijdse festijnen en aarzelde dan steevast tussen waardering en afkeer. Het wemelde van de goede bedoelingen, maar dat was tegelijkertijd het probleem. Het eerste uur vond ik het nog wel aangenaam om bijna alleen maar opgewekte, vriendelijke, gevoelige, onderzoekende, spirituele, onmaterialistische en ecologische mensen tegen te komen. Maar gaandeweg kreeg ik het heen en weer van al die groene, vage, weeë zelfzoekerij en verlangde ik naar een duur yuppenterras met platte praatjes over trends en geld. Want die zachtaardige wereld van geest en ziel is wel aangenaam en boeiend, maar kent ook veel naïviteit, quatsch en nieuwe clichés. 

Maar het cliché ‘onmaterialistisch’ kan in de groene kliko, zie ik nog op de festivalsite, want de toegangsprijzen zijn yuppie-esk. Een dagticket kost € 74, een weekendkaartje € 129. Diverse maaltijden en onbeperkt thee inbegrepen. Bedrijfstickets: vanaf 50 kaarten 5 % korting. Onder de vroegste kopers worden yogamatjes verloot!

woensdag 13 mei 2015

Hemels alternatief voor Hemelvaart


 
Morgen beleven we weer de raarste vrije dag van het jaar: Hemelvaartdag.

Al een paar jaar op rij rond deze tijd vraag ik me in een stukje al af, hoeveel mensen nog betekenis hechten aan Hemelvaart, of zelfs maar een notie hebben wat die kerkelijke feestdag eigenlijk behelst. Onze christelijke traditie is wel genoegzaam bediend met vrije dagen rond Kerstmis en Pasen, die vage Hemelvaartdag zou een alternatieve invulling mogen krijgen, betoogde ik. Waarom maken we geen Dag Zonder Vaart van? Met tal van festiviteiten die eer betonen aan de traagheid en de rust. 

Dat voorstel is niet overgenomen. Onverstandig, maar goed, je kunt niet altijd je zin krijgen, ook heb je nòg zulke schitterende invallen. (Bijvoorbeeld de A2 een etmaal lang autovrij maken en aan het langzame verkeer gunnen. Met een ellenlange stoet fietsen, driewielers, scootmobielen en stepjes hadden we ons gegarandeerd internationaal in de kijker gespeeld als ludiek land.) 

Oké, zand erover (al vond ik het persoonlijk ook wel een vondst om op Dag Zonder Vaart bekende pleinen uit te rusten met psychiaters om mensen desgewenst te kalmeren; en om Matthijs van Nieuwkerk uit te dagen DWDD één keer in heel rustig spreektempo te presenteren.)  

Als ik voor zo’n vaartloze dag de handen niet op elkaar krijg, dan misschien wel voor een Dag van de Hemel, opperde ik verleden jaar. De Flevopolder ruimen we uit voor het grootste trancefestival ooit. Kunstenaars beschilderen de gevangeniskoepels van Breda en Haarlem als sterrenrijke firmamenten. Topkoks bereiden een massale openluchtmaaltijd met hemelse gerechten. In De Rode Hoed doen schrijvers van naam en faam hun ontdekking van de hemel uit de doeken. Paradiso wemelt die dag van de engelen en demonen. Op het Floriadeterrein bij Venlo tonen tuinarchitecten hun interpretatie van de Elyzeese Velden, inclusief een Stairway to Heaven. In een speciale show van RTL proberen BN’ers elkaar de hemel in te prijzen. En alle bloemisten delen gratis hemelroosjes uit. 

Dat wordt een goddelijk dagje, voorspelde ik. Maar helaas, het mocht er nog niet van komen. Morgen de herkansing! 

 

 

 

 

maandag 11 mei 2015

Een berm vol toverpluis


Goed weer, dus flink aan de rol met mijn pas verworven miniscootmobiel. Hij is prettig, maar traag, maar dat trage is ook wel weer prettig, zoals ik al in een eerder stukje beschreef. Je ziet namelijk meer naarmate je tempo lager ligt. Paardenbloemen, bijvoorbeeld. Met dat knallende geel, dat allengs plaatsmaakt voor wondermooie pluizenbollen.

In een recent stukje van mijn collega-scribent en lieve vriendin @Manon Havermans las ik dat je een wens mag doen als je paardenbloempluis wegblaast en dat die wens dan uitkomt. Een mythe natuurlijk, maar dat geeft niet, het is een aardig klein gezelschapsspel. Ik passeerde een berm waar wel duizend pluizenbollen leken te staan en vroeg me af wat ik allemaal zou wensen. Duizend wensen, dat was me nogal een waslijst, maar als ik nou eens duizend keer dezelfde wens zou uiten, zou die dan meer kans op vervulling maken? 

 
Dat leek me wél zo billijk en dus liet ik snel enkele kandidaat-wensen de revue passeren. Omdat het een mythe betrof, kon ik maar beter niet al te concreet worden in mijn verlangens. De magie van het paardenbloempluis strekte zich vast niet uit tot droomhuizen of dito banksaldi. Wensen dat deze lente nog veel van zulke mooie dagen zou brengen, leek me al realistischer. Of dat ik nog heel wat plezier aan het scootje zou beleven. Of dat ik straks een topstukje bij elkaar zou schrijven. 

Maar waren dat nou onderwerpen voor een duizendvoudige wens? Ineens wist ik het. Als ik bij één onderwerp wel wat magie kon gebruiken, dan was het natuurlijk mijn gezondheid. Zou de paardenbloemfee me alsjeblieft alsjeblieft kunnen helen met een kuise kus die mijn bronchiën en longblaasjes weer vol lucht en leven blies? 

Ik stond er even bij stil, letterlijk, in mijn scootje, langs de berm vol wensbloemen. Tot ik me realiseerde dat ik nooit genoeg adem had om al dat toverpluis weg te blazen. Maar het werd toch nog een alleraardigste middag.

 

vrijdag 8 mei 2015

Veemgebouw: de markt versus de muzen



Een officieel monument is het niet. Maar het is beslist wel monumentaal met zijn markante belijning en afgeronde hoeken. Het Veemgebouw in Eindhoven, een onderscheidend en imponerend stuk industrieel erfgoed, opgetrokken naast andere al even krachtige fabrieksgebouwen. Samen vormen ze Strijp S, het complex waar Philips groot werd en waar zich na het vertrek van dat concern vers, postindustrieel elan ontwikkelde en nóg ontwikkelt. 

Ook het Veemgebouw krijgt een nieuw leven. Op de begane grond komt in september dit jaar een grote markthal, waar allerlei aanbieders van verse etenswaren hun producten aan de man gaan brengen, zoals dat ook in Rotterdam met succes gebeurt. Een paar andere etages van het pand worden ingericht als parkeergarage; bovenin wordt gedacht aan horeca.

Dat hier een overdekte markt komt, kan geen passant ontgaan, want het nieuws staat – een tikje voorbarig – al met enorme letters op de gevel geplakt: VERSHAL HET VEEM. Dat is heel prettig voor de onderhavige onderneming. Maar de ingenieurs van Philips die het gebouw ontwierpen moeten zich wel in hun graf omdraaien, want hun schepping wordt fataal ontsierd door de metershoge witte letters. Het getuigt van een zeldzame ongevoeligheid voor de waarde van bijzondere architectuur als men zo’n topgevel bedelft onder een reclametekst en toestaat dat de markt met al haar brutaliteit de muzen overschreeuwt. 

Stel u voor dat een Louvre, een Sagrada Familia of een Taj Mahal vandaag of morgen verdwijnen achter hun in kolossale fonts opgetrokken titels. Of stel u uw eigen huis voor met op de gevel uw naam in drie meter hoge letters. Mensen zijn wel voor minder in het gesticht gestopt.

Zeker bij architectonisch sterke gebouwen heeft de gebruiker zich te voegen naar de esthetiek. De eigenaar van het Veemgebouw, woningbouwcorporatie Trudo, heeft veel goeds betekend voor Strijp S. Maar met de übergraffiti op het Veem bekladt Trudo ook haar eigen reputatie. De corporatie zou er goed aan doen het pand zo snel mogelijk te bevrijden van die plakletters en een vindingrijk ontwerper om een passend alternatief te vragen.

zondag 3 mei 2015

Een geval van bloedige ernst

 
Deze duim steek ik niet op omdat ik iets ‘leuk’ vind. Ik vind zelden iets ‘leuk’, want ik heb een hekel aan dat woord, zoals ik al eerder uiteenzette in een érg leuk blogje.

Nee, de duim hierboven gaf zelf aanleiding tot een stukje. Hij raakte gisteren namelijk gewond toen ik met een scherp mesje in de weer was en mezelf sneed. Normaal gesproken bestrijd je zoiets met een pleister en een zoen van de juffrouw. Maar niet dus als je bloedverdunners gebruikt. Pleisters, zwaluwstaartjes, gaasjes in allerlei diktes: niks wist het bloeden te stelpen en al snel lagen er allerlei rooddoordrenkte duimverbandjes om me heen. Uiteindelijk loste de Spoedpost van het ziekenhuis het probleempje afdoende op.

Je staat er gewoonlijk niet bij stil, maar bloed is eigenlijk een heel boeiend onderwerp. Het is een essentieel onderdeel van het gestel; niemand kan zonder. Dat geldt zelfs in figuurlijke zin. Als we iemand ‘bloedeloos’ noemen, doelen we op een flets, mat, ongeïnspireerd persoon, uit wie het echte leven verdwenen is. Bloed is niet alleen voorwaarde voor het leven, maar staat ook symbool voor passie en energie. Geen aantrekkelijker vrouwen dan bloedmooie – en eventueel bloedgeile – vrouwen, geen diepere weerzin dan een bloedhekel, geen agressie zo heftig als bloeddorst. Als ik u dodelijk haat, kan ik uw bloed wel drinken. En als ik buitengewoon driftig ben, dan kookt mijn bloed.

Het belang van bloed blijkt in de taal ook buiten de sferen van drift en vitaliteit. Het woord is synoniem geworden voor allerlei vormen van de overtreffende trap. In de tropen is het bloedheet. Sommige stadswijken zijn bloedlink. Examens kunnen bloednerveus stemmen. Wie hard rijdt, rijdt met een bloedgang. Bloedjes van kinderen zijn erg beklagenswaardig. Wordt het werkelijk menens, dan hebben we een geval van bloedige ernst.

We zijn ook bang voor bloed. Het adjectief ‘bloederig’ lezen we als ‘afschuwwekkend’. Als we horen dat een veldslag of criminele afrekening tot een bloedbad heeft geleid, stellen we ons een onafzienbare plas dieprood levensvocht voor. De gemeenste en gevaarlijkste honden ter wereld zijn bloedhonden. Geen akeliger misdaad dan bloedschennis.  

Vrolijke taalvarianten met bloed schieten me niet te binnen. Ik ken althans geen bloedgrappige films, bloedlekkere pizza’s of bloedkalme muziek. En ik kan ze momenteel ook niet uit mijn duim zuigen.