woensdag 29 maart 2017

Nachtsport op matt

De telefoon zoemt: verse app. Mijn dochter. Ze loopt op alledag, maar daarover gaat het appje niet – ze tipt me dat een adverteerder goede sier maakt met mijn naam. Bijgevoegd de bedoelde advertentie:
“Hi, ik ben Matt. Het perfecte matras voor de beste prijs.”

Wat nou weer? Anderhalf jaar geleden betrapte ik al op deze plek eens een hippe dienstverlener in de bibliotheekbranche die zichzelf mijn voornaam had aangemeten met de smoes dat die kortweg stond voor Mastering Tools and Talent. Nou, schreef ik, als ze daar bij MATT nog eens een CEO met een passende voornaam zochten, wisten ze me te vinden.
Dat baantje is niet doorgegaan, maar nu vind ik mezelf plotseling terug in de matrassenbranche. Het moet niet gekker worre, zou ik mopperen als ik niet zo’n hekel had aan modieuze clichés. Maar ik lees natuurlijk wel even verder in de (digitale) advertentie. Er doemt een foto op van een bed met aan de ene kant een roestende fabriekskast, aan de andere kant drie stapels boeken plus een dienblad met ontbijt, en op het matras een half gekleed stel dat druk doende is met elkaar en een tros druiven. Bijschrift: ‘op een zondag chillen met matt’ (nu zonder hoofdletter). Een volgend beeld toont dezelfde kamer met dezelfde boekenstapels; de roestende kast ontbreekt nu; op het matras vier ritmisch bewegende voeten die onder een dekbed vandaan steken. Bijschrift: ‘nachtsport op matt’ (opnieuw zonder hoofdletter).
Hoofdschuddend verneem ik nog dat ze me zorgvuldig hebben samengesteld, dat ik ben getest ‘tot we er bij neervielen’ en dat ze er alles aan hebben gedaan me betaalbaar te houden. Want: ‘We gunnen iedereen een Matt. (..) Matt is voor iedereen.’ Hier past een krachtige nuance. Dat van die zorgvuldige samenstelling zal ik niet tegenspreken, maar van uitvoerige tests weet ik niets en dat Matt voor iedereen zou zijn is een misverstand dat beslist de wereld uit moet. Matt is voor liefhebbers, en dan heb ik het niet over mensen die de liefde bedrijven op matrassen van een zeker merk, maar over mensen die houden van het bedachtzame woord, literaire fijnproevers die slechts genoegen nemen met het hoogste en het zuiverste: de culturele avant-garde, de fine fleur van de smaak.
Ik klik nog één keer op de internetadvertentie. Onderin verschijnt een chatbox op dit monter roept: “Hi slaper, wij zijn live en klaar om nu met je te chatten. Wat is je openingszin?“ Zie boven, dus.


vrijdag 24 maart 2017

Van de sneugleuf en de faalpaal

‘Misselijkmakende internethaat’ kopte Asha ten Broeke haar column in de Volkskrant van vandaag, en dat was een treffende samenvatting. Ze schreef over de ‘woordenpoep’ die haar ten deel valt zodra ze het opneemt voor vrouwenbelangen of tegen radicaal rechts. ‘Rancuneuze naziblob,’ bijvoorbeeld. Of ‘zuur feministisch gedrocht.’ Of ‘vette zure linkse sneugleuf.’
Vaste klanten van Twitter kijken misschien niet op van zulk vocabulaire, maar ik kan – en wil – er niet aan wennen. In de anonimiteit die media als Twitter bieden, vinden scribenten kansen om nou eens helemaal los te gaan en hun pen te dopen in pure gal. Ik schrijf dat nog veel te netjes op, alsof de reaguurders alleen maar heel boos zijn, maar het gaat niet om beschaafde woede, maar om een ranzigheid die geen perken of proporties meer kent. En die ook nog eens laf tot in het bot is. Asha ten Broeke staat met naam en foto in de (sociale) media, maar haar criticasters verschansen zich achter schuilnamen. Hoe schijterig moet men zijn als men zijn schimpscheuten alleen maar durft af te vuren vanuit het schemerduister van cyberspace?
Misschien vormen de reaguurders die zo trots zijn op hun stijlloosheid slechts een luidruchtige, maar marginale minderheid. In het dagelijkse sociale verkeer maak ik tenminste nog steeds veel meer aardige mensen dan aso’s mee. Niettemin rukken de aso’s van internet aan gangbare normen en waarden. We mogen dan wel denken dat de emancipatie van de vrouw vergevorderd is, maar een vrouwelijke opiniemaker die iets tegendraads beweert wordt nog steeds met geslachtsdelen om de oren geslagen, zeker als ze enigszins afwijkt van het format van Lekker Mokkel: dan is zij niet alleen links, zuur en feministisch, wat al erg genoeg is, maar ook nog eens een vet gedrocht, naziblob en sneugleuf.
Sneugleuf... Sinds ik het woord vanochtend las, bleef het maar door mijn hoofd spoken. Wat voor wereldbeeld steekt er achter de bedenker van zo’n woord? Hij leest een linksig stukje en is meteen laaiend. Het is geschreven door een vrouw en dat maakt hem nog kwader, want linksige wijven zijn kwalijker dan linksige kerels en daarom reduceert hij de schrijvende vrouw tot gleuf. Blijkens haar fotootje lijkt ze ook nog eens niet op Barbie, en dus is ze vet, zuur en sneu. Een vette zure sneugleuf. Zo! Was getekend: N.N.

Tot het moment dat de man achter dit proza zichzelf bekend maakt als Henk Hunk, Blijstraat 32 te Laagdrempel, inclusief recente pasfoto, wou ik hem maar een geinige nickname geven. Hij mag kiezen uit Zielepiel, Snikpik of Faalpaal.

woensdag 22 maart 2017

Dromen zijn als drijfzand












Een kleine update van mijn recente stukje over het Eindhovense Genderpark. Ik had me er boos over gemaakt dat een opknapbeurt van dat parkje leidde tot een afknapper voor minder mobiele mensen. Een tochtje met mijn scoot strandde namelijk bij een hekje dat dwars over een pad was geplaatst: hier begon het hondenlosloopterrein. Fijn voor honden, jammer voor invaliden.
In een reactie liet de parkbeheerder weten dat mensen met rollend materieel gebruik konden maken van een verderop gelegen pad. Genoemde route had ik ook gezien, maar die stond toen goeddeels onder water. Maar vandaag was ik in de buurt en zag ik dat werknemers bezig waren het tweede pad effectief te renoveren. Beetje rare oplossing, maar alla.
Kan ik en passant melden dat de vernieuwing van het park veelbelovend lijkt. Het loof moet natuurlijk nog aan de bomen en struiken, de nieuwe aanplant moet nog wat volume krijgen en de modder moet nog vergroenen, maar dan oogt het park met de nu meanderende Gender fraaier en vriendelijker dan voorheen.
Om het riviertje een beetje te laten kronkelen is er aardig wat aarde verplaatst. De oevers zijn nu nog zo drassig dat gele bordjes waarschuwen voor ‘levensgevaarlijk drijfzand’. Op de achtergrond rijst een schoolgebouw op met op het dak de tekst: ‘Dare to dream.’ De interactie is er eentje om over na te denken: dromen zijn als drijfzand, levensgevaarlijk.


zondag 19 maart 2017

Een zondagmiddag met Maria

Niet dat ik meteen aan Lourdes denk, maar wonderlijk is het wel: dat een heiden als ik het schopt tot Radio Maria.
Ik had er nog nooit van gehoord, maar Radio Maria bestaat al sinds 1983. De zender begon als een parochieradio in Milaan, waaierde gaandeweg over de (katholieke) wereld uit en bestrijkt inmiddels zo’n 70 stations. Sinds 2008 bestaat er ook een Nederlandse versie, tevens te beluisteren via internet, desgewenst via een speciale Maria-app. De zender is 24/7 in de lucht en schijnt 30 miljoen luisteraars te bereiken.
Nou wil het geval dat een van hun medewerkers een oud-collega van me is, met wie ik al plezierig samenwerkte in de prehistorie van Weekblad De Tijd en later ook bij HP/De Tijd, tot hij ineens de geest kreeg, zich bekeerde tot het katholicisme en in 2012 priester werd. Ik heb het over Jim Schilder, tegenwoordig kapelaan van de prachtige Nicolaasbasiliek in Amsterdam.
In die hoedanigheid spreekt hij om de week een ‘overweging’ uit voor Radio Maria. Aanstaande woensdag gaat het over peinzen. Hij vroeg me of hij er een stukje bij mocht betrekken, die ik twee jaar geleden over dat onderwerp schreef. Zo wil het dus geschieden dat ik nog eens in de genadige armen van Moeder Maria val.
Behalve wat wonderlijk vind ik het ook mooi, hoe mijn schrijvende nadagen zich via Radio Maria ineens gespiegeld zien in mijn journalistieke start. Want niet alleen begon ik in 1980 bij Weekblad De Tijd, zeven jaar daarvoor had ik al eens drie maanden stage gelopen bij (toen nog) Dagblad De Tijd, een katholieke kwaliteitskrant, gevestigd naast het roemruchte journalistencafé Scheltema, zodat de stage in dubbele zin inspirerend was te noemen.
In een flits trekken er tientallen jaren voorbij. Ik verkleur van student tot pensionado en van senior tot jongste verslaggever. Ik neem weer deel aan de Werkgroep Marxisme op de School voor de Journalistiek, hef nog eens het glas met de eminente Herman Hofhuizen bij Scheltema en spring met een gemak dat mijn specialisten niet begrijpen zomaar naar 2017 om via de stem van kapelaan Jim de ether in te reizen.

Over peinzen heeft Jim het. Ik ben nu meer aan het mijmeren. Allebei heel geschikt voor de zondagmiddag.

donderdag 16 maart 2017

Roos noch Dijkgraaf: mijn dank!

Een paar terzijdes bij de verkiezingen van gisteren.
Allereerst valt het me natuurlijk verschrikkelijk tegen dat mijn lezers mijn oproep om op de verliezer te stemmen massaal hebben genegeerd. Was het nou te veel gevraagd om mij één keer een plezier te doen? Ik die u zo vaak een plezier doet met een stukje.
Oké, u hebt de pijn wel verzacht door het schokkende verlies van de PvdA enigszins te compenseren met winst voor GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Dat maakt de zachte krachten in de Kamer even groot als de hardliners van de PVV – toch ook een zekere troost.
Wat ik ongelooflijk fijn vindt, is dat u Jan Roos van VNL uit de Kamer hebt gehouden. Ik moet er niet aan denken dat deze rabiate, zelfingenomen, stijlloze figuur zich volksvertegenwoordiger zou mogen noemen. Daar hoef ik dus ook niet aan te denken, waarvoor dank.
Dank ook dat u Jan Dijkgraaf met zijn Geen Peil geen zetel hebt gegund. Niet alleen een onzinpartij (‘roept u maar!’), maar ook een loze praatjesmaker. Ik heb hem van nabij meegemaakt bij HP/De Tijd, waar hij een blauwe maandag hoofdredacteur was en kans zag zowel de oplage als de reputatie van het blad te decimeren. “Zo moeilijk is het allemaal niet,” hoor ik hem nog zeggen. Nee, een Kamerzetel halen is moeilijker.
Sylvana Simons ga ik ook niet missen in politiek Den Haag. Haar Artikel 1 is me te politiek correct en haar permanente verontwaardiging te automatisch. Maar ik bewonder wel haar lef en uithoudingsvermogen en misgun haar tegenstanders gegniffel dat deze strijdbare zwarte vrouw (3 x fout) het toch maar mooi niet heeft gered in de politiek.
Dat de verkiezingen alweer voorbij zijn, heeft verder als voordeel dat het even niet hoeft te gaan over de hardwerkende Nederlander. In het slotdebat, dinsdagavond, kwam hij tot vervelens toe voorbij, aangehaald en geaaid door links en rechts. Wat is er toch zo heldhaftig aan hard werken? Het is slecht voor je hart en je hoofd, je relatie en je gezin. Verstandig met je werk omgaan is beter dan hard werken – vraag maar aan het legioen mensen met een burnout. Het cliché suggereert ook werken een keus is. Onder de niet-werkenden vallen miljoenen gepensioneerden, chronisch zieken en werklozen. Zijn dat dan per definitie minder voorbeeldige burgers?
Maar goed, hoef ik me niet meer druk over te maken. Nu maar weer eens concentreren op de Vriendelijkheidspartij.





zondag 12 maart 2017

Niet voor invaliden

Zo stond ik deze week weer eens in het Eindhovens Dagblad, de krant waar ik in 1975 mijn journalistieke carrière begon. Nu niet zoals toen met een verslag of bericht, maar met een ingezonden brief. Die luidde als volgt:
‘Een parkje vernieuwen en het vervolgens ontoegankelijk maken voor scootmobilisten en rolstoelers. Dat presteert de gemeente Eindhoven in het Genderpark.
Dat park ligt al heel lang op de schop. Onlangs ging een gerenoveerd gedeelte open voor het publiek. Benieuwd naar het voorlopige resultaat reed ik met mijn scootmobiel het groengebied in. Om na een goede honderd meter al te stranden bij een speelterrein voor honden.
Het losloopterrein strekt zich aan weerszijden van het wandelpad uit en reikt tot het water. Dat is fijn voor de spelende honden en hun baasjes, maar andere parkliefhebbers hebben het nakijken. Het speelveld wordt namelijk omheind met een kloek hekwerk. Het toegangspoortje staat midden op het wandelpad. Een scootmobilist of rolstoeler zou hier moeten uitstappen, poortje openen, instappen, stukje doorrijden, uitstappen, poortje sluiten, instappen en doorrijden naar de andere kant van het terrein, waar hem nóg eens zo’n exercitie wacht. Als hij dat al kan. En als hij zich al tussen de spelende honden durft te begeven. Ook mensen die wél goed ter been zijn, zullen dat niet allemaal prettig vinden.
Volgens de gemeente is de inrichting van het parkje doorgesproken met omwonenden. Die hebben er dan niet goed over nagedacht; bovendien ontslaat inspraak de overheid niet van haar plicht openbare voorzieningen toegankelijk te maken voor iedereen, en niet alleen voor gebruikers met staart en zonder wielen. Kortom: verplaats dat malle hek een stukje zodat niemand er last van heeft.’
Tot dusver de ingezonden brief. Er kwamen een paar reacties op. ‘Rob’ schreef: ‘Honden hebben al zo weinig ruimte waar ze eens lekker kunnen rennen. Moeten ze dat nu afgeven vanwege een scootmobiel?’ En ‘Flip’ meende:  ‘Ik zie eerlijk gezegd niet in waarom mensen niet even uit hun scootmobiel kunnen stappen om een poortje te openen.’

Nee, Rob, ik pleit er niet voor dat honden ‘hun’ ruimte afgeven, maar dat hun speelveld handiger wordt begrensd. En Flip, mensen in karretjes gebruiken die karretjes niet voor niks. Enfin, zo hebben we allemaal onze beperkingen – de één in zijn beweging, de ander in zijn begrip. 

woensdag 8 maart 2017

Kies de verliezer

Laat ik eens gek doen. Laat ik het eens opnemen voor de Partij van de Arbeid. In de voorspellingen mag Lodewijk Asscher gelden als de grootste verliezer van de verkiezingen, ik ga doodgemoedereerd op hem stemmen.

Mijn hele stemgerechtigde leven al aarzel ik tussen GroenLinks (vroeger PPR) en PvdA. Eigenlijk voel ik me bij beide partijen niet helemaal thuis. Groenen zijn me vaak iets te onbekookt in hun standpunten over milieu, Derde Wereld en multiculturaliteit. Bij sociaaldemocraten proef ik een vervelende voorliefde voor geregelneef en een al te automatische solidariteit met ‘de onderkant’.
De accenten wisselen per verkiezing. Soms komt de heersende politiek zo stroperig een pragmatisch over, dat ik mijn stem gun aan een parlementariër met idealen en bezieling – dat wordt dan GroenLinks. Een andere keer vind ik ervaring en betrouwbaarheid het belangrijkst – dan slaat de weegschaal door naar de PvdA. Of ik zoek naar tussenwegen – de groenste sociaaldemocraat, of de degelijkste GroenLinkser. Zo kwam ik bij vorige Kamerverkiezingen uit bij Jetta Klijnsma, die me de meest integere en humane PvdA’er leek.
Maar nu? Ik zweefde en zweefde, zoals zovelen. Over de PvdA twijfelde ik al toen Diederik Samson daar nog de fractie leidde. Hij kon praten als Brugman, maar hielp me niet af van de indruk dat het de PvdA meer te doen was om regeren dan om progressieve resultaten. De wissel met Lodewijk Asscher maakte het er niet beter op. Ik wil nog wel geloven in Asschers intenties, maar niet in zijn energie. Of het aan zijn contactlenzen ligt, ik weet het niet, misschien is het zijn bedachtzaamheid, maar hij kijkt altijd alsof hij zojuist gewekt is uit een heel kalm slaapje.
Dat kun je van Jesse Klaver niet zeggen. Hij is wakker, vol elan, idealistisch, innemend, eigentijds. Dat alleen al spreekt in het voordeel van GroenLinks. Ze zijn daar bovendien ecologischer dan bij de PvdA. Anderzijds zijn ze wél een tikje rigide in milieuzaken. Daarnaast heeft Jesse iets gelikts dat me niet aanspreekt. Zijn presentatie is nét te handig, te bedacht, te ik-ben-een-soort-Obama-en-Trudeau.

Intussen zakt de PvdA in de peilingen naar een schamel dieptepunt. Ik herken de teleurstelling van kiezers die hun vorige stem op de PvdA onvoldoende beloond zien. Maar de electorale afstraffing die nu in de lucht hangt, gun ik Asscher cum suis toch niet. Van de weeromstuit bekruipt me solidariteit met de verworpenen der aarde die de sociaaldemocraten zelf geworden zijn. Een partij waaraan Nederland een groot deel van zijn sociale verworvenheden heeft te danken. Een partij vol bestuurlijk talent dat onbenut dreigt te worden. Best een goede partij, niet ideaal, maar behoorlijk. Ik kies Lodewijk Asscher. Denk  ik.

zondag 5 maart 2017

Geluksreceptje

Nou moet ik u toch wat moois vertellen. Ik heb namelijk een heel eenvoudig recept voor een paar dagelijkse geluksmomenten gevonden. Het receptje luidt: koop een goede wc-bril.
Twee opmerkingen vooraf. 1) Ik heb een broertje dood aan zelfverklaarde goeroes die heel eenvoudige recepten voor het geluk presenteren, maar mijn vondst moét ik toch echt even delen. 2) Mijn verontschuldigingen als ik u ernstig teleurstel door over zoiets triviaals als een toiletzitting te beginnen. Maar daar begin ik juist over omdat ik erachter ben gekomen dat die bril zo triviaal niet is.
Ik leg het met permissie even uit. Onze vorige wc-bril was van hout, althans geperste vezels met een houtprint. We hadden hem aangeschaft omdat hij vriendelijker oogde dan de gebruikelijke plastic exemplaren. In het gebruik echter bleek de hygiëne minder gediend door die houtprint: je zag niet goed of de zitting schoon was. Zodat we na verloop van tijd toch weer omkeken naar een betere bril. Het werd een solide exemplaar van wit kunststof, vloeiend belijnd en uitgerust met een systeem dat bril en deksel na gedane zaken automatisch zachtverend en geruisloos liet neerdalen op de pot.
Dat sluitmechaniek levert elke keer een minigenoegen op. Maar het echte genoegen schuilt in het zitcomfort. De bril vlijt zich zo natuurlijk onder de kont dat hij op maat lijkt gemaakt, met glooiende randen die de bezoekende billen zorgzaam koesteren. Hij zit gewoonweg heerlijk. Dat is niet alleen goed voor de kont, maar ook voor de kop. Vanochtend raakte ik tijdens een bezoekje van een paar minuten zelfs in een zó lichte, heldere stemming, dat ineens een oplossing voor het hondsmoeilijke zaterdagcryptogram in me opwelde.
Een goede wc-bril is dus goed voor het gemoed. Dat levert een beetje mindful gebruiker een handvol aangename ervaringen per dag op. Een paar geluksmomenten per dag. Elke dag weer. Zo eenvoudig kan het leven zijn.
In Eindhoven breekt volgende week (13 tot en met 17 maart) de Dutch Happiness Week uit. In dat verband zou ik mijn bril ter beschikking kunnen stellen, maar dat stuit op enkele praktische bezwaren, zodat ik de organisatoren dit stukje wel zal toesturen. 
Tussen de vorige alinea en deze komt mijn Ingrid binnenlopen. Ik vertel haar over mijn ode aan de nieuwe bril. Hij zit goed, beaamt ze, maar hij zit ook een beetje scheef. Ik laat het er maar bij zitten.

woensdag 1 maart 2017

Bravo, bovenstebeste lezer!

Bijna vergeten: vandaag is het Complimentendag. Ja, goed dat ik er nog bijtijds aan denk, dat is inderdaad alert van me, daar hebt u gelijk in, en ook dat u dat echt iets voor mij vindt, die alertheid, reuze aardig, dank u wel. U mag er trouwens ook zijn, bovenstebeste lezer van me, trouwe fan, volgeling bijna, volger in elk geval, want u leest mijn blog al jaren, en met blijdschap, zoals u me vaak laat weten, blijdschap omdat ik mijn gevoelens en gedachten zo goed weet te formuleren, subtiel en verfijnd, smaakvol en doorleefd, verpakt in weergaloze woorden die getuigen van een brille en vakmanschap zoals die niet vaak meer worden aangetroffen in de vaderlandse letteren – u stemt me bijna verlegen zoals u me tooit met superlatieven. Op mijn beurt vind ik u een geweldige lezer, een lezer zoals elke schrijver die zich zou wensen, een literaire liefhebber met oog voor kwaliteit en een fijne neus voor stijl en uniciteit, een kenner die uit de zompige middelmaat feilloos die éne pennevorst weet te filteren die de adel in bloggersland aanvoert. Mijn complimenten en dank daarvoor, lieve lezer, met daaraan geknoopt de innige wens dat u nog lang van mijn talent mag genieten en u mag laven aan mijn bron. Zelf zou ik mijn stukjes niet gauw zo geniaal noemen als u ze vindt – al voel ik me daar natuurlijk wel door gevleid, net als door uw idee dat ze de PC Hooftprijs verdienen, waar ik niet eens aan zou durven denken – maar dat ze wel ‘iets hebben’, zal ik niet tegenspreken. Op Complimentendag mag je ook wel eens aardig zijn voor jezelf. Dus nogmaals: goed zo, lezer, goed gezien allemaal, bravissimo.
(PS: mocht u willen reageren, dan staat u dat natuurlijk vrij.)