donderdag 26 december 2013

Een onbekende in de brievenbus


Ach, die Jea... Ik vertrouwde het al niet toen ze mijn laatste briefje niet beantwoordde. En nu vind ik op internet haar overlijdensbericht van alweer vier maanden geleden.

Ik kende Jea Kiers alleen via de brievenbus. Rond Kerstmis 2010 schreef ze me voor het eerst. Aanleiding was een verhaal uit HP/De Tijd, waarin ik uit de doeken had gedaan hoe ik, eerder dat jaar, aan een loopbaan als grootvader was begonnen. Een mooie reactie van een mij onbekende lezeres. Het artikel had haar opgebeurd tijdens een ‘allerchagrijnigste’ tijd van medisch malheur, schreef ze. “Precies wat ik nodig had om te beseffen: er zijn ook leuke dingen op de wereld!’ Daar voegde ze nog een aantal hartelijke woorden over mijn kleindochtertje aan toe.

Bij de eerste, tweede en derde verjaardag van Madee en rond de feestdagen bracht de postbode opnieuw brieven van Jea. Behalve origineel verwoorde gelukwensen waren er wat aanwijzingen over de afzendster. Er lichtte een silhouet op van een oudere, alleenstaande dame die ook in ‘het vak’ had gezeten en die plezier in schrijven paarde aan een aanstekelijke levenslust en een gezonde scepsis jegens mooipraters en betweters. Ze had heel wat ziekteperikelen meegemaakt, maar bleef daar monter onder. In de loop der jaren, schreef ze, was er zoveel aan en in haar ’gesneden en geknutseld’, dat je van wat er op operatietafels was achtergelaten een mens zou kunnen opbouwen. Het had haar beperkingen opgeleverd. ‘Maar wat zeur ik. Ik heb nog zoveel boeken waar ik nog nooit aan toekomen ben, of waarvan ik de inhoud straal ben vergeten.’

Haar laatste brief kwam uit een verpleeghuis, waar ze terecht was gekomen na een lelijke val in huis. Het was een oord ´van het soort dat ik altijd verfoeid heb´ maar dat in de praktijk nogal leek mee te vallen. Ze wenste me een leuke verjaardag met Madeetje toe en hoopte ´op een fotografie ter illustratie´. Ik stuurde haar het gevraagde prentje en sloot een begeleidend briefje af met: ‘Nou Jea, knap flink op zodat je je oude leven weer kunt hervatten.’


Daar kwam geen antwoord meer op. Op een vervolgbriefje evenmin. Twee maanden nadien is ze overleden, lees ik nu in de overlijdensadvertentie, in de lieve leeftijd van 85 jaar, ‘aan het eind van haar krachten, maar ongebroken van geest’. Dag, Jea, en bedankt, ook namens Madee en haar ouders.

zaterdag 21 december 2013

Als God een vrouw was...


Er schiet me een kop voor een kerststukje te binnen: “Als God een vrouw was...” Een prikkelende kop, vind ik, maar wat voor stukje schrijf ik erbij? Mijn goddelijkheid kent z’n beperkingen, mijn vrouwelijkheid nog méér, zodat ik het antwoord niet direct bij de hand heb.

Even piekeren. Vooropgesteld dat we het hier natuurlijk hebben over de God der rooms-katholieken, zoals bekend de enige ware, zou in het geval van een vrouwelijke God de hele clerus van pausin tot kapelanes ook tot het vrouwelijke geslacht behoren. Dan was de kerkgeschiedenis niet zo doordesemd geweest van testosteron. Het zou heel wat door kerkheren aangemoedigde oorlogen hebben gescheeld. Ook de vervolging van ketters zou naar valt aan te nemen zachtmoediger zijn uitgevallen als de Inquisitie door vrouwen was geleid. En het seksueel misbruik was beperkt gebleven tot ongewenst knuffelen.

Als God een vrouw was, was Jezus er uiteraard ook één. Het lijkt me sterk de vraag of God de Moeder haar Dochter een kruisdood had gegund. Vrouwen denken bij een kruis namelijk eerder aan voortplanting dan aan fatale martelingen. De Dochter had zich waarschijnlijk niet een gevaarlijke provo getoond, zoals Jesus Christ Superstar, maar was uitgegroeid tot een icoon á la Evita Peron of Lady Di, en dan met een spirituele dimensie. Misschien was ze net als Jezus ook wel dramatisch aan haar eind gekomen, maar dan had ze de kerken in elk geval al die akelige kruisbeelden bespaard. (Dit brengt in herinnering hoe ik eens met mijn zesjarig zoontje door het buitengebied fietste. Toen we een kruisbeeld passeerden, vroeg ik hem of hij wist wie dat was. “Ja hoor,” zei hij, “de broer van Vincent van Gogh.”)

En als God een vrouw was, had haar kerk veel meer aandacht gehad voor natuur en welzijn – begrippen die dichter bij het vrouwelijke dan bij het mannelijke principe liggen. Het is moeilijk voorstelbaar hoe dat de geschiedenis zou hebben beïnvloed, maar het zou goed kunnen hebben geleid tot drie keer zoveel bossen, vogels en schone lucht, plus een hogere gezelligheidcoëfficiënt. Een serieus nadeel: feminiene kathedralen zouden vermoedelijk flink hebben ingeboet aan praal en luister vergeleken met de imposante topkerken die nu tot het werelderfgoed behoren.

Met Kerstmis had er een meisje in de kribbe gelegen. Jezusmina.

Foto: Jana Martish (Flickr)

zondag 15 december 2013

Van de wieg tot het graf


Lieve H, als dat ene fatale moment er niet tussen was gekomen, zou je vandaag jarig zijn geweest. Zes voet onder de grond vier je je geboortedag niet meer, dat begrijp ik, en toch zoek ik je even op. Voor de zoveelste keer 47 geworden, gefeliciteerd.

Soms op haar sterfdag, soms op haar verjaardag en ook wel eens tussendoor: van tijd tot tijd ga ik het graf groeten van de vrouw met wie ik lang was getrouwd, maar niet lang genoeg om haar weduwnaar te worden, want we waren al jaren uit elkaar toen zij plotseling overleed. Haar heengaan kerfde een litteken in mijn leven – en niet alleen het mijne –, zoals het leven wel vaker een moet uitdeelt. Met de herinneringen als pleisters.

Het is nog een hele tippel naar haar plekje aan een rand van het kerkhof, zodat ik de rollator te hulp roep. Terwijl ik traag naar het graf schuifel, bedenk ik dat ik zo een metafoor voor het leven loop uit te beelden. Per slot van rekening schuifelen we allemaal op den duur naar het graf, zij het in verschillende tempi. Om met J.C. Bloem te spreken: ‘En het voorbestemde doel van ’t paren / Is niet minder dan de wieg het graf.’ (Uit Insomnia.)

Aan Bloems graf had ik ook al eens gestaan. Dat was beroepshalve en in het kader van een portret naar aanleiding van zijn 25ste sterfdag. De dichter bleek een begraafplaatsje in het Overijsselse Paasloo te hebben uitgezocht, een aardige plek om de eeuwigheid door te brengen, met oude bomen die elkaar ruisend van vroeger verhaalden en een nog ouder, beeldschoon boerderijkerkje en om Bloem heen namen die even Hollands klonken als de zijne: Pit, Los, Lok, Pen, Poepjes.


“Dat schreef ik in 1991,” zeg ik tegen H, “toen leefde jij nog volop en waren we nog volop getrouwd.” Ze zwijgt, natuurlijk, maar het is toch net alsof ik haar stem hoor tussen de dorre bladeren op de grond en alsof ze zachtjes zegt: “Little did we know.”

donderdag 12 december 2013

Rituelen in een onttoverde tijd


De woningbouwvereniging heeft een metersgrote kerstwens op haar gevel gehangen. De binnenstad hangt vol lampjes, slingers en Kerstmanmutsen. De betere restaurants mailen hun kerstdiners rond. De eerste kerstkaart, met Maria en goddelijk baby’tje, is binnen.

Geen maand is zo opgetuigd met klassieke rituelen als december met zijn Sinterklaasfeest, Kerstmis en Oud & Nieuw. Dat is een opmerkelijk nostalgisch vertoon in een tijd die toch vooral in het teken staat van onttovering en scepsis. Je zou zeggen dat met de grote trends van secularisering, democratisering en informalisering ook de oude behoefte aan rituelen en symbolen was afgenomen.

Inderdaad heeft de moderne samenleving niet veel meer op met mythe, magie, traditie en plechtige gebruiken. Belangrijke momenten als geboorte, toetreding tot een kerk of de universiteit, huwelijk, jubilea en overlijden worden veel soberder en nuchterder gevierd – zo ze al gevierd worden – dan pakweg een halve eeuw geleden. Al worden we op zo’n Kroningsdag wel even geraakt door de luisterrijke rites van de hoogste adel.

Toch blijkt de samenleving niet zonder rituelen te kunnen. Zoals in de tijd van de verzuiling elke gezindte haar eigen gebruiken koesterde, zo ontstonden daarna een ontelbaar aantal minizuiltjes met allemaal hun eigen mores en riten. Ze hanteren vaak een jargon dat aan de kerk doet denken. Zoals de gelovige zich richt tot de Allerhoogste, zo peilt de spirituele zoeker naar zijn Diepste Kern en zoeken beiden naar vervulling en bezieling. In duistere danshallen komen mensen bijeen om in een sfeer van licht en rook en geholpen door de hostie (peppillen) en de kelk (energydrinks) naar de zevende hemel te springen. En in het fitnesscenter wordt de mythe van de eeuwige jeugd bewierookt in een devote eredienst aan het gezonde lichaam, waarbij via zware inspanningen boete wordt gedaan voor de zonden van gisteren: bier, sigaretten en bitterballen. Vervolgens is er ruimte voor vergeving en wordt dat lichaam gestreeld, gewiegd, gekneed, geolied, gereinigd en met geuren besprenkeld in het wellnesscenter.

Eigentijdse rituelen zijn wellicht bescheidener en genuanceerder dan die van vorige generaties, maar het draait er nog steeds om stil te staan bij belangrijke momenten en ieders positie in de maatschappij te markeren: zo zijn wij, zo doen wij dat. Rituelen geven houvast, ritme, rust, geborgenheid en saamhorigheid.

Op het moment dat ik dit tik, loopt de vrijdagmiddag ten einde. In tal van kantoren spoedt men zich nu naar het café voor de vrijmibo, de vrijdagmiddagborrel. Ik bedoel maar.


zaterdag 7 december 2013

Gezocht: een lieve vrouw om mee te zijn


Contactadvertenties – ik bezong ze al eerder – zijn een bron van inspiratie voor wie de verbeelding graag laat spreken. In een paar regels worden hele levens opgeroepen. Neem nou deze: geb., volsl. vrouw, 49 regio zuid, zkt ‘verwen-minnaar/vriend’, 35-55 j, +1.80 m, lich. en fin. prettig bedeeld. Daar valt met gemak een smeuïge novelle bij te bedenken.

Soms lichten in contactadvertenties ook levensbeschouwingen op. Vanochtend lees ik: man, 51, jong van geest, mvhl, zoekt vrolijke, lieve vrouw om mee te zijn. Vooral die laatste vier woorden deden ertoe. Om mee te zijn! Hij zoekt een vrouw om mee te zijn! Ik probeer me een voorstelling van dat ‘zijn’ te maken. Waarschijnlijk komen er waxinelichtjes en wierookstokjes aan te pas, gebreide truien, chakra’s, gesprekken over het innerlijk kind, kussens, gluten, Boeddhabeeldjes, bloesemremedies en dwarsfluiten. En dat alles met een vrolijke, lieve vrouw.

Er is iets raars met ‘zijn’. Het is helemaal gekaapt door wat ik maar de Zachte Beweging zal noemen: dat veelkleurige amalgaam van individuen en groepen die in de ban zijn van alles wat naar spiritualiteit zweemt. Tik ‘zijn’ in op Google en de zoekresultaten bevestigen het. Een van de eerste hits is zijn.org, ‘een samenwerkingsverband van mensen die werken aan bewustwording en groei van zichzelf en die dat willen delen met anderen’. Bijvoorbeeld via workshops tantra, emotioneel lichaamswerk en ont-moet-en, of door met een Mannenkring aan het houthakken te gaan

Een andere prominente hit van Google is een Wikipedia-pagina over Zijn. Wie die gemaakt heeft, blijft onduidelijk, het is in elk geval een liefhebber van stevige kost. ‘Het zijn is de meest eenvoudige staat van alles en iedereen,’ bespiegelt deze Wiki. ‘Het is de ultieme eigenheid die alle onderscheiden begrippen gemeen hebben, wanneer men een abstractie maakt van al hun verdere eigenschappen. Daarom wordt het ook als de ultieme bestaansgrond beschouwd, waarin alles en iedereen verenigd is, in en uit voortkomt.’ – Ik lees het nog eens, maar het staat er echt: het zijn is (-) de ultieme bestaansgrond waarin alles en iedereen in en uit voortkomt. Wat een grandioze formulering!

En dan is er nog zijnenworden.nl, een trainingscentrum ‘met de ambitie om mensen die midden in het leven willen staan te inspireren en te begeleiden om het spel van levenskunst te spelen. (-) Ook jij kunt dit leren!’ Bijvoorbeeld door een training Zijnsoriëntatie, waarin je je ‘natuurlijke staat’ leert hervinden: ‘Het gaat om het leren in contact te zijn met wat er is.’


Lees een paar van zulke tekstjes en je krijgt vanzelf zin in een andere vorm van zijn: wegwezen!

Foto: Flickr (dbnunley)

zondag 1 december 2013

Zal ik ook opstaan tegen kanker?


Zij stond in het duister, maar ik zag haar huiveren in de kou, de collectante van KWF Kankerbestrijding. Of ik ook wilde opstaan tegen kanker middels een donatie. Ik knikte en aarzelde tegelijk. Geld voor onderzoek, prima, maar opstaan tegen kanker?

Dat motto is me ál te opgewekt. Het stelt kanker voor als een lastpost die we al te lang zijn gang hebben laten gaan; maar nu is het welletjes geweest en pikken we het niet meer, basta! We zamelen een berg geld in, financieren daarmee een regiment wetenschappers en reduceren kanker tot een ziekte die niemand meer fataal hoeft te zijn. Ja hoor, ooit hopelijk, maar voorlopig zijn de successen van de kankerbestrijding bescheiden en gaat de helft van de kankerpatiënten nog altijd dood.

‘Opstaan tegen kanker’ past bij de sfeer van positivisme en strijdbaarheid die al jaren rond het onderwerp hangt. Je kunt bijna geen verhaal over kanker lezen zonder dat een betrokkene verkondigt dat het zaak is positief te blijven, keihard te vechten en nooit op te geven. De onuitgesproken boodschap daaronder is dat het je eigen schuld is als je je kanker niet overleeft. Had je maar meer ‘positieve energie’ naar je tumor moeten sturen, had je maar meer ‘in je kracht’ moeten staan.

Het is een donquichotterie die patiënten loze hoop biedt of aanzet tot behandelingen waar ze vooral zieker van worden. Gelukkig beginnen er ook andere stemmen te klinken. In het KWF-blad Kracht verzet toponcoloog Prof. Han van Krieken zich tegen de strijdtaal rond kanker. “Vechten hoort niet bij mensen met kanker,” zegt hij. “Vechten hoort bij dokters, onderzoekers en verpleegkundigen. Dié kunnen knokken voor een nog betere medische zorg. Strijdtaal (-) geeft het valse idee dat als je maar hard genoeg vecht, het dan allemaal goed komt.”

En in de Volkskrant zegt de gewezen longarts-oncoloog Mariska Koster dat die strijdtaal haar boos maakt. “Het is geen strijd, het is pure pech. Of je doodgaat aan kanker staat in de sterren geschreven – daaraan kun jij zelf helemaal niets doen. Als strijdlust doorslaggevend was, zouden heel wat meer mensen genezen.”

Ik denk dat het zinniger is je vechtlust in te zetten voor de kwaliteit van je leven, zeker als dat leven in het ongerede is geraakt. Dan wordt vechtlust levenslust: de wil je rotziekte moreel de baas te blijven en te focussen op het goede en het mooie dat het leven óók te bieden heeft.

Foto: Flickr