donderdag 29 mei 2014

Heden Dag zonder Vaart


Vandaag doe ik het kalmaan. Niet alleen omdat het Hemelvaart en dus geen werkdag is, en ook niet omdat ik het meestal kalmaan doe, maar vooral omdat ik deze dag twee jaar geleden in een stukje heb uitgeroepen tot Dag zonder Vaart.

Uit luiheid en uit overtuiging stuur ik mijn pleidooi van toen nog maar eens de wereld in. Zo’n christelijke feestdag waarvan velen de betekenis amper kennen en die weinigen nog spiritueel raakt, is een anachronisme, betoogde ik. Maar daarom hoeven we zo’n snipperdag nog niet terug te geven aan de werkgevers. Laten we er een nieuwe betekenis aan hechten.

Waarom maken we er geen Dag Zonder Vaart van? Een dag om te memoreren dat het leven te veel haast heeft en dat het heilzaam is nu en dan een tandje terug te schakelen. Jaarlijks krijgen honderdduizenden mensen hartaanvallen, zenuwinzinkingen en burn-outs van het maatschappelijke tempo. Een vaart die mensen met beperkingen al helemaal niet kunnen bijbenen en die hun daarmee nodeloos tot buitenstaander maakt.

Daarom een Dag Zonder Vaart, of Zondervaartdag. Om het idee kracht bij te zetten moeten er passende festiviteiten komen. Fietsen op de A2, bijvoorbeeld. We geven die snelweg van zonsopgang tot zonsondergang aan het langzame verkeer. Een stoet fietsen, driewielers, scootmobiels, rollators, autopeds en trapauto’s van 207,8 kilometer: dat haalt vast een aantal internationale nieuwsprogramma’s.

Restaurants serveren die Dag alleen slow food. De gemeente Venlo, met als wapenspreuk Festina lente ofwel Haast je langzaam, wordt voor één dag hoofdstad van Nederland. Matthijs van Nieuwkerk wordt uitgedaagd DWDD voor één keer in heel kalm spreektempo te presenteren. Radiozenders zenden alleen heel rustige muziek uit. Op het Lange Voorhout wordt gestreden om het record lijntrekken, op bekende pleinen staan psychiaters klaar om mensen desgewenst te kalmeren en in een aantal stadsparken wordt hasjcake uitgedeeld.

 Kortom: laten we haast maken met het invoeren van zo’n dag.



Foto: Flickr (James Bremner)



maandag 26 mei 2014

Maak een plan en geloof er niet in


“Als je God aan het lachen wil maken,” las ik laatst, “moet je Hem over je plannen vertellen.” Zo is het maar net. Doorgaans trekt de toekomst zich niets van onze voornemens aan. Die trekt gewoon haar eigen plan.

Toch verdient hele volksstammen de kost met plannenmakerij. En dan doel ik niet zozeer op ambtenaren die nota’s vol beleidsvoornemens schrijven, of ingenieurs die nieuwe woonwijken of snelwegen ontwerpen, maar vooral op al die vage adviseurs en consultants die hun klantjes in zelfhulpboekjes, workshops en avondcursussen uitleggen dat de weg naar het Doel geplaveid dient te worden met ferme voornemens. ‘Volg deze tips en ontwikkel een plan naar een geweldig leven!’ schrijft internetorakel Jelle Hermus. ‘De beste tien stappen om miljonair te worden,’ weet Wubbo van internetsite financieel.infonu. ‘Plan je geluk’, heet een Post-HBO masterclass van opleidingsinstituut ISBW.

De bevlogen PvdA-leider Joop den Uyl hield me tijdens een interview eens een dichtregel voor: ‘De wind waait harder / voor wie een haven weet.’ Het sprak me aan. Het reist beter, als je weet waar je heen wil. Wie een doel wil halen, stelle een plan op, of het nu gaat om een dagje naar zee, een verhuizing, een loopbaan of het schrijven van een boek. Maak een plan, dan komt er wat van.

Of niet, natuurlijk. Er zijn bibliotheken te vullen met plannen die niet doorgingen. De ene keer veranderden de inzichten, de volgende keer doken er onverwachte ontwikkelingen op, dan weer wist iemand het nóg beter. Neem nu dit stukje. Ik was een week geleden al van plan over plannen te schrijven, maar eerst vroeg de dood van Wubbo Ockels om een column en vervolgens hielden computersores me van het schrijven af.

Ik geloof dat het in veel gevallen zinnig is een plan te maken. Maar dan wel in het volle besef dat tussen droom en daad de werkelijkheid in de weg kan komen te staan, of praktische bezwaren, en misschien zelfs een weemoedigheid die niemand kan verklaren, om met Elsschot te spreken.

Maak een plan en hou je eraan, maar geloof er niet heilig in: zo ga ik het voortaan doen, neem ik me voor. 

Foto: Flickr (Mauro)

maandag 19 mei 2014

De laatste reis van Wubbo Ockels


Ach, zo snel al… Nog geen twee maanden geleden schreef ik hier over het optimisme van Wubbo Ockels in diens energieke gevecht tegen kanker. En gisterochtend om elf uur was dat gevecht al afgelopen.

Het was vanochtend voorpaginanieuws, want Ockels was niet alleen de eerste Nederlandse astronaut, maar ook nog eens een aansprekende pionier die voorop liep op weg naar nieuwe tijden. Met zijn laatste krachten schreef hij nog een open brief, waarin hij opriep in beweging te komen voor een menselijke toekomst met liefde voor de planeet en natuur. “Wij zijn allemaal astronauten op ruimteschip Aarde.”

Zijn dood beroerde me ook omdat ik in 2010 met hem kennismaakte. We zaten samen op een Amsterdams podium waar we werden geïnterviewd over onze nieuwe boeken. Het zijne ging over zijn zeven levens en was één getuigenis van levenslust en optimisme. Ik herinner me de gedrevenheid waarmee hij sprak en die ook bij de nazit van hem afspatte.

Wat we behalve een nieuw boek ook gemeen hadden, wisten we nog niet: we zouden allebei met kanker worden geconfronteerd. De mijne houdt zich na een paar forse ingrepen koest, de zijne is hem nu fataal geworden. Twee maanden geleden was op de televisie nog te zien met hoeveel elan hij zijn agressor bestreed. Alle mogelijke reguliere en experimentele middelen zette hij in, met het idee dat hij nog wel een jaar of twintig had te gaan.

Dat zijn optimisme niet werd beloond, is heel jammer, maar daarmee leed Wubbo Ockels geen nederlaag. Het gaf hem in elk geval de geruststelling dat hij elke kans had onderzocht. En het gaf extra gloed en intensiteit aan de dagen die uiteindelijk zijn nadagen bleken. Zoals hij in 2013 tegen dagblad Trouw zei: “Als toch blijkt dat ik volgend jaar dood ben, dan weet ik wel dat ik veel leuker geleefd heb.”

En nu dan voor het laatst op reis, naar een verte waar niemand van terugkeert, de ruimste ruimte, het duister van de eeuwigheid. Ik sluit niet uit dat hij het machtig interessant vindt.

Foto: Flickr (webted)



maandag 12 mei 2014

Of u Wurst lust


Op alle voorpagina’s van de kranten straalde de Vrouw met de Baard ons vanochtend tegemoet. Conchita Wurst wordt ook wel aangeduid als de Man met de Jurk, maar die omschrijving raakt de kern niet. Als man in vrouwenkleren had Conchita veel minder aandacht getrokken dan als bebaarde vrouw.

De truc is al zo oud als de gelijknamige kermisattractie, maar werkt blijkbaar nog steeds. Misschien komt dat wel doordat een onzijdig personage de seksuele fantasie prikkelt. De halfman-halfvrouw daagt zowel mannen als vrouwen uit en zowel hetero’s als homo’s als bi- en transseksuelen. Zelf kan ik niet goed naar deze act kijken. Waar travestie op de bühne doorgaans gepaard gaat met vette knipogen, ontbreekt het de Oostenrijker volledig aan humor en blijft hij steken in über-zijigheid.

Als hij zichzelf vroom afficheert als levend pleidooi voor (seksuele) verdraagzaamheid, overtuigt hij me ook al niet. Ik denk dat hij vooral wil opvallen, en dat lukt in de showbizz beter met uiterlijk vertoon dan met politiek-correcte praatjes. Wat ik wel weer plezierig vind, is dat Conchita toont hoe Oostenrijk niet alleen maar uit de bruinhemden van de FPÖ bestaat, zoals de media nogal eens suggereren. Vooral Wenen kent een historische en actuele progressieve culturele scene van belang, met als even geroemd als verguisd boegbeeld Elfriede Jellinek, winnares van de Nobelprijs voor de Literatuur.

Bij de beelden van de altijd juichende Ilse de Lange en Waylon moest ik terugdenken aan Linda Williams, de artiestennaam van Henriette Willems uit Valkenswaard, die in 1981 werd afgevaardigd naar het Songfestival, hoewel ze nog maar net in het vak zat. Ik zat ook nog maar net in mijn vak en schreef een artikel over haar. Ik trof haar in een veilinghal voor de opname van een TV-programma met artiesten als de Kermisklanten, Henk Wijngaard, de Electronica’s en de Slijpers. Bij de poort verdrongen jonge fans zich om handtekeningen van de sterren. Linda werd ongemoeid gelaten, op een jongetje na dat bedremmeld informeerde of ze soms óók zong, wat ze blozend bevestigde. Na afloop was er een etentje en op weg daarheen zong ze naast me op de achterbank van een Citroen DS met een mooie zachte stem een liedje waarvan ik bijna smolt.

Ze zou negende worden op het Songfestival. Dertien jaar later meldt Wikipedia dat ze na het festival nog een paar singles maakte die onopgemerkt bleven en dat ze vervolgens terugkeerde naar het rijk der onbekenden, of letterlijk: ‘returned to obscurity’. Kort oplichten en dan verdwijnen in de duisternis: dat is het lot van de echte ster.

Foto: ANP

woensdag 7 mei 2014

Scan geslaagd, patiënt groggy


Ergens in Nederland worden vandaag een patiënt de stuipen op het lijf gejaagd door een onvermoede uitslag van een scan. Kreeg hij een scan vanwege zijn buikpijn, dook er een verdachte vlek in zijn bekken op, wellicht een tumor.

De Gezondheidsraad trekt hierover aan de bel in een brief aan de minister. Het aantal MRI- en CT-scans is de laatste jaren sterk gegroeid. Ook worden de opnames steeds scherper. Daardoor wordt er bij een onderzoek naar het ene probleem vaak een tweede ontdekt. Maar lang niet alle ‘bijvangsten’ hoeven te leiden tot behandelingen. Daarom moeten patiënten en artsen nagaan wat ze precies willen weten c.q. onthullen, aldus de Gezondheidsraad, die aandringt op een protocol.

Ik lees het krantenbericht en schiet prompt terug in tijd. Augustus 2011. Een invallende arts heeft op een scan iets ontdekt dat lijkt op een vergrote lymfeklier en kan duiden op kanker. Een specialist slaat alarm, regelt een tweede scan en boekt me in bij een oncoloog. Die ontmaskert de vreemde vlek gelukkig als ongevaarlijk.

Maar hij ziet weer een andere vlek, ditmaal in mijn longen, een ‘sprietig geval’, het lijkt wel longkanker… De wereld tolt en duizelt. Vol bange vragen wacht ik op een derde scan met een verfijnde beeldtechniek. En die wijst uit dat ook het Sprietig Geval geen tumor is. Twee dagen lymfeklierkanker en twee dagen longkanker gehad – maar niet heus. Scan geslaagd, patiënt groggy.

Het gedoe had ook nog een positieve kant. Behalve onduidelijke vlekken brachten de scans namelijk ook een flinke uitstulping in de aorta aan het licht. Dit aneurysma had nog geen kritieke omvang maar zou op termijn een ingreep vergen. Die heeft inmiddels plaatsgevonden. Ik prijs me gelukkig dat het gevaar is ontdekt en dat ik niet meer zonder het te weten rondloop met een tijdbom in mijn buik.

Maar goed, scans kunnen je dus nodeloos de beroerdste dagen van je leven bezorgen. Het is dan ook zaak, behoedzaam te zijn met conclusies uit precisieonderzoek dat zo precies niet is. Goed dat de Gezondheidsraad dat nu aanbeveelt.

Beeld: Flickr (Clear Communication People)


zaterdag 3 mei 2014

Kanker en het koudvuur van de angst


Op Twitter maakt een vroegere collega af en toe reclame voor mijn blog. Dat is zowel hartelijk als vleiend. Maar ik heb wel moeite met haar toelichting, want ze tweet dat ik zo mooi schrijf over mijn ‘dodelijke ziekte’, kanker.

Ik schrik van die woorden. Dat heeft iets raars, want ik ben zelf begonnen over die (prostaat)kanker en schrijf ook dat ik het een hachelijke aandoening vind. Waarom dan die schrik? Ik denk dat de tweets het smeulende vuurtje van de angst aanblazen.

Prostaatkanker is niet per se dodelijk. De meeste patiënten overleven hun aandoening zelfs. Maar jaarlijks sterven er in ons land toch wel zo’n drieduizend mannen aan prostaatkanker. Een bedreigend cijfer dat zich tegelijk met de diagnose als een gloeiend kooltje in je binnenste vestigt.

Die diagnose heb ik deze maand alweer drie jaar achter me. Het grootste gevaar is via een operatie en een hormoonbehandeling afgewend. Tot dusver is het rustig aan het front. De kanker doet nu eigenlijk wat theoretisch aan. Hij zou weer kunnen gaan opspelen, maar wat moet ik met zo’n eventualiteit? Liever concentreer ik me op het hier en nu.

Maar diep in me ligt het kooltje van het gevaar te gloeien, een wezenlijk besef dat het ook fout kan gaan, de vrees kwijt te raken wat het dierbaarst is: dat unieke, rijke, wondere bestaan. Soms laait er een vlam op uit de gloed, een vlam die niet verwarmt maar juist doet ijzen, het koudvuur van de angst. Even maar, dan wijkt het flakkeren weer voor het smeulen.

Het heeft ook iets moois, dat gloeiende kooltje, want in de angst voor het verlies toont zich het belang van het bezit. Ziekte is naar omdat gezondheid zo aangenaam is. En we moeten niets hebben van de dood omdat we nog zoveel uit het leven willen halen. In die zin leert kanker ons een lesje.

Maar daarmee houden de goede bedoelingen van kanker ook meteen op.

Foto: Flickr (Chris Martino)