dinsdag 29 maart 2016

Open doekje voor het snotvod

Het gaat niet van harte, want ik vind hem een geweldige cabaretier, maar nu moet ik toch even hebben over een uitglijer van Ronald Goedemondt. Die komt uit zijn show De R van Ronald, die ik had opgenomen van TV en gisteren pas bekeek. Hij bezorgde me een hoop plezier, op die anderhalve minuut na waarin hij de spot dreef met de goede oude stoffen zakdoek. Hij zette die weg als zo’n vies snotvod, een natte kledder die opa’s in hun broekzak bewaren, waar-ie stolt tot een krokant bouwwerk, één prop afgrijzen.

Ik had me betrapt kunnen voelen, want ik ben ook grootvader en draag doorgaans een stoffen zakdoek met me mee. Maar ik voelde me niet betrapt, schudde alleen zacht het grijzende hoofd. Want Ronald mag een geweldige cabaretier zijn, maar hij begrijpt niets van de zakdoek. Hier een kort college.

Natuurlijk is de zakdoek heel geschikt om de neus in te snuiten. Dat kan bij zorgvuldig draaien en manoeuvreren een paar keer, waarna het kleinood in de was gaat en een nieuw exemplaar, zorgvuldig gestreken, uit de zakdoekenlade wordt genomen. Maar de zakdoek kan zoveel méér.

Hij kan bijvoorbeeld tot pochet worden gevouwen en, in het daarvoor bedoelde speciale zakje van het colbert gestoken, voor een zwierige aanblik zorgen. Het verdient dan wel aanbeveling een vers, wit doekje te gebruiken en geen zogeheten boerenzakdoek. De laatste is door zijn doorgaans royale afmetingen wel weer geschikt om te gebruiken bij buiig weer, als immers een heer wil voorkomen dat zijn dame in een regenplas zal stappen.

Een andere toepassing vindt de zakdoek wanneer er mensen uitgewuifd moeten worden. Nemen wij bijvoorbeeld afscheid van onze oudtante die op cruise gaat, dan trekken wij bij het wegvaren van haar schip op de kade onze zakdoek en laten die een tijdje weemoedig wapperen in de wind. Zorg ook hier voor een nog onbesnoten lapje.

Verder kan de zakdoek nog heel goed dienen om te troosten en opwellende tranen te stelpen, zoals ik zelf heb gemerkt tijdens lezingen, als lezeressen het wel eens te kwaad kregen met gevoelige passages. Op broeierige dagen wordt de zakdoek gebruikt voor het wissen van klamme voorhoofden en om zichzelf wat koelte toe te wuiven. En een knoop in de zakdoek herinnert aan een belangrijk agendapunt.

Wikipedia weet nog te melden dat in de recente jaren zeventig in San Francisco het gebruik ontstond, een zakdoek uit de kontzak te laten hangen als teken van homoseksualiteit. ‘Met de kleur werd aangeduid wat de voorkeur was (bijvoorbeeld lichtblauw voor orale seks of grijs voor bondage) en met de positie (linker- of rechterkontzak) of dit actief of passief was,’ aldus deze Wiki.


Al met al komt de stoffen zakdoek dus van pas het gaat om gezondheid, relaties, cachet, wellevendheid en het geheugen en dient hij niet alleen oude opa’s, maar ook jonge nichten en andere amants en helpt hij zowel de boer en de ridder als de dandy. In zijn ontroerende eentje vertegenwoordigt onze zakdoek een hele cultuurhistorie. Daar, beste Ronald, kan geen tissue tegenop.

vrijdag 25 maart 2016

Groot, groots, Matthäus

Ik ga maar eens een lastig stukje schrijven. Het onderwerp van dienst is de Matthäus Passion, dus enerzijds het lijdensverhaal en anderzijds Bach, en op beide fronten ben ik niet thuis. Niettemin intrigeert de Matthäus me elk jaar weer, en met mij drommen mensen, van gelovigen tot atheïsten en van barokkenners tot klassieke leken.

En dat in een tijd waarin de ontkerkelijking steeds manifester wordt, zoals dezer dagen nog bleek uit nieuw onderzoek van de KRO. Je zou verwachten dat de belangstelling voor de kruisweg van Jezus onderhand tanende was. Maar de kerken en concertzalen waar de Matthäus wordt opgevoerd, zitten onverminderd vol en ook verwante manifestaties als The Passion en de Tegelse Passiespelen blijven populair.

Vermoedelijk gaat het de meeste liefhebbers niet zozeer om het lijdensverhaal van Jezus. Veel mensen weten niet meer welke voorstelling ze zich van God moeten maken, laat staan van Diens zoon. Nee, het passieverhaal bevat ook tal van levensbeschouwelijke elementen die zowel gelovigen als niet-gelovigen aanspreken: liefde, opoffering, boete, erbarmen, lijden, dood, schuld, verraad, berouw, angst, ambitie, leed, tranen, bloed, loutering – woorden die stuk voor stuk een heel boek in zich dragen, de grote onderwerpen van het leven. En Bach heeft met geniale precisie de tonen gevonden die de bijbehorende gevoelens verklanken.


Misschien spreekt de Passie ook zo aan juist omdat het over passie gaat, een thema waar onze tijd het moeilijk mee heeft. Er komt zo veel informatie op ons af, dat we paradoxaal genoeg niet goed weten waar we aan toe zijn, want de waarheid van vandaag kan morgen alweer ontkracht worden. Dat heeft ons kritischer en voorzichtiger gemaakt. Ongeloviger. Minder gepassioneerd. We raken niet gauw meer in vuur en vlam, behalve de extremist die een nieuw gelijk omarmt en daarbij juist zijn toevlucht zoekt tot vuur en vlam. Intussen missen we dat gevoel van vervoering wel degelijk en doet het ons goed als we het bijvoorbeeld in de Matthäus weer eens beleven. Grote woorden. Grootste klanken. Drie uur lang. Desnoods op een kerkbank. Volgend jaar weer.

woensdag 23 maart 2016

Herdrukje

“Ben je zo thuis? Dan breng ik de boekjes langs,” whatsappt Hub Dohmen, die me afgelopen zomer hielp bij het uitgeven van De man voor het raam, een selectie uit mijn blogstukjes. Een half uur later staat hij voor de deur met twee dozen verse bundels. Een nieuwe voorraad, want de eerste druk is op.

Bij de verkoop van de allerlaatste exemplaren schijnen zich ongelooflijke taferelen te hebben afgespeeld. Vuistgevechten tussen hardcore fans. Schreiende meisjes die nèt te laat waren. Vuige woorden, spreekkoren, smeekbedes. Voor een schrijver eigenlijk te mooi om waar te zijn.


Het was duidelijk: er moest een herdruk komen, en die is er nu. Een herdrukje, om precies te zijn, een zeer gelimiteerde editie voor trouwe lezers die nog geen bundel wisten te bemachtigen. Ook bijzonder geschikt als geschenkartikel. Prijs? Slechts vijftien euro, inclusief bezorgkosten. Stuur even een privéberichtje en het komt in de bus.

maandag 21 maart 2016

Bijna alles is betrekkelijk

‘Alles is betrekkelijk.’ Je hoort het nogal eens. Het is een alledaagse wijsheid die mensen uit hun levenservaring putten en niet van Einstein hoeven te leren, een soort relativiteitstheorie voor de massa en een idee dat zich niet gemakkelijk laat tegenspreken. Zelf knik ik er ook meestal instemmend bij, als ik het al niet zèlf te berde breng. Maar nu ik er nog eens over nadenk, bekruipt me toch een aarzeling.

In de stelling ligt namelijk een paradox besloten. Want als alles relatief is, geldt dat dus ook voor de stelling zelf, die zo bezien zichzelf relativeert, ofwel onderuitschoffelt. Ook wanneer men het axioma zou uitbreiden tot ‘alles is betrekkelijk, behalve deze uitspraak’, zou het niet kloppen, want ‘alles’ staat nu eenmaal geen uitzonderingen toe.

Het probleem zit in het begrip ‘alles’. Die vijf lettertjes omspannen het hele universum, de volle geschiedenis, de totale toekomst plus het duizelingwekkende vele dat we weten én nog niet weten, inclusief het onvoorstelbare en onmogelijke. Dat maakt ‘alles’ tot een absoluut begrip. En iets absoluuts kan per definitie niet relatief zijn.

‘Alles is betrekkelijk’ is dus niet te handhaven. Als ik nog eens de opwelling voel, neem ik me voor de frase te preciseren tot: ‘Bijna alles is betrekkelijk. Voor zover we weten. En waarschijnlijk ook deze stelling.”

En voor vandaag zou ik hieraan willen toevoegen: ‘Maar wat in elk geval niet betrekkelijk is, is mijn laaiende ergernis over een buurman die nu al voor de zesde dag op rij, het weekend dus incluis, als een maniakale klopgeest eindeloos veel schroten tegen zijn muren staat te spijkeren – elke hamerslag een aanslag op mijn humeur.’

En toch redt dat humeur het tot dusver, ondanks de ergernis. Zo zie je maar.

donderdag 17 maart 2016

Die Voetnoot van Grunberg? Overslaan!

Ik moet het niet doen. Het levert alleen maar koppijn op. Die hoogdravende onbegrijpelijkheid. Die vermeende diepe inzichten in ‘de menselijke komedie’. Die beweringen zonder kop of staart. Ik weet toch onderhand wel dat de dagelijkse Voetnoot van Arnon Grunberg in de Volkskrant me nooit grijpt of boeit.

Toch begin ik er soms weer aan, al is het maar omdat zo’n stukje op de voorpagina van de krant zich moeilijk laten negeren en misschien ook wel om me ervan te vergewissen of mijn (voor)oordeel nog steeds klopt. Meestal moet ik wegens snel opkomende duizeligheid halverwege afhaken. Vandaag heb ik me vermand en al die 140 woorden maar eens tot me genomen. Helaas. 

In de eerste alinea is het al mis. Daar citeert hij Sacha Bronwasser (a), die op haar beurt de Amerikaan Richard Stallman (b) citeert in een stuk over Hacking Habitat (c), een kunstproject van Ine Gevers (d). Vier mededelingen in één zin: onleesbaar. Hacking, aldus, Stallman, aldus Bronwasser, aldus Grunberg, betekent op een speels-slimme manier de grenzen van het mogelijke verkennen. Maar daar gaat het hele leven over, schrijft Gunberg, om er in één adem aan toe te voegen: ‘Zelfs als het op speels-slimme wijze gebeurt, kan het ook destructief of immoreel zijn.’ Die bewering komt, helemaal op z’n Grunbergs, zomaar uit de lucht vallen. Hij zal het wel als doordenker bedoelen. Maar wie maar éven doordenkt, ziet dat een speelse en slimme verkenning van mogelijkheden onmogelijk destructief of immoreel kan zijn. Netto uitlekgewicht tot dusver: nul.

Dan stapt hij zonder enig bruggetje over naar een opmerking van Sacha Bronwasser als zou ‘zichtbaar maken’ de functie zijn van geëngageerde kunst. Zonder toelichting blijven dat lege woorden, en het wordt er niet beter op als Grunberg vervolgt: ‘Hacking Habitat zou nog meer doen. Bijvoorbeeld een computerprogramma c.q. robot die illegale goederen op internet koopt.’ Niet echt een stijlbloempje, maar daar heeft de schrijver geen tijd voor, want hij orakelt meteen verder: ‘Is een mens moreel verantwoordelijk voor een zelfstandig handelende robot?’

Terwijl de lezer nog zit te broeden op dit nieuwe staaltje wijsbegeerte, is de meester al toe aan de paukenslag, de slotalinea: ‘Een uitstekende innovatie: niet meer zelf de wet overtreden, laat het een robot doen. Misschien zeggen we over honderd jaar: Leven? Dat is iets voor de robots.’

Misschien zeg ik voortaan wel écht: Die Voetnoot van Grunberg? Overslaan!

zaterdag 12 maart 2016

Hip: man met stok

Er is een stok in mijn leven gekomen. Hij heet ‘wandelstok’, maar ik noem hem kortaf ‘stok’, ook al omdat ‘wandelen’ me iets te voortvarend klinkt. Ik bedoel, je kunt wel wandelen met mijn stok, maar dan moet je wel kunnen wandelen, dus een redelijke actieradius hebben – de mijne is door een tanende gezondheid nogal geslonken.

Omdat ik ook minder vast ter been begon te raken, ging ik op zoek naar een stok. In de mindervalidenwinkel hadden ze er heel wat. ‘Loophulpmiddelen,’ heetten ze daar, heel empathisch. Het varieerde van stokken met ergonomische grip tot elleboogkrukken en ze kenden de vrolijkste kleuren. Ik kocht een exemplaar dat ‘bijzonder veel comfort en veiligheid’ beloofde en ook nog eens was uitgevoerd in kek turkoois. Een man met stok kan heus nog wel als een man van de wereld ogen.

Maar toen ik de winkel uitliep, was ik niet meer zo zeker van dat laatste. Ik voelde me vooral een man met stok, iemand die een loophulpmiddel nodig had, een onmiskenbare mindervalide, afkomstig uit de wereld van rolstoelen en douchezitjes en verhoogde toiletbrillen. Ik had het gevoel dat iedereen naar me keek: een nog niet zo oude man en toch al een stok, nounou, het zal je maar overkomen.

Eenmaal in de auto sprak ik mezelf vermanend toe. Wat een onzin, te denken dat de hele wereld naar je kijkt en een oordeel over je heeft. Hoe ijdel ook: de wereld heeft wel wat anders te doen dan zich druk te maken over een willekeurige passant met stok. En bovendien wemelt het in het openbare leven van rollators en scoots en andere voorzieningen voor de minder mobiele medemens, zodat een man met een stok amper opvalt.

Het is het oude lied van schijn en wezen. De meeste mensen proberen zich zo voordelig mogelijk te presenteren. Een hele economie van modezaken, schoonheidsspecialisten, kappers, sportscholen en media drijft op de obsessie met vitaliteit en succes. Zelfs kreupelen kiezen nog krukken met kleurtjes: slecht ter been en toch vlot, stokoud maar jong van hart.

Thuis bladerde ik door de VPRO-gids. Er werd een programma over de bril aangeprezen. Ooit een bewijs van nerderigheid, was die nu modeartikel geworden. Het wachten is nu, aldus de gids, op de verhipping van het kunstgebit, het gehoorapparaat en ... de wandelstok.

Yo, VPRO, here I am!



zondag 6 maart 2016

Fleur voor het humeur

De hemel vol blauw, de wind bijna stil, de zon bleek maar dapper: fleur voor het humeur. Ik toer op mijn gemak zomaar wat door de dreven en heb het naar mijn zin.

Op een gevel van het Parktheater kondigt een spandoek een groot festijn aan. Van 21 tot en met 25 maart gaan we Geluk voor Eindhoven beleven, dan staat de stad bol van zaligheid. Ai, ik ben te vroeg. Héb ik eens goede zin, blijk ik nog niet aan de beurt.

De slimfoon meldt wat er staat te gebeuren. Professoren, cabaretiers, musici en beeldend kunstenaars zullen straks ‘de Eindhovenaren aansteken met de gelukskoorts’. We gaan het theater, het museum en de natuur in, voor de kinderen is er klein geluk en ondernemers gaan in alle vroegte happy ontbijten. Bovendien worden er nieuwe Eindhovense geluksplekken geproclameerd.

O ja, dat gebeurde vorig jaar bij de eerste editie van Geluk voor Eindhoven ook al. Studenten onder leiding van een geluksprofessor wezen toen elf locaties aan, die goed leken voor het welbevinden. Met één van die keuzes was ik het meer dan eens: Strijp S, de oude industriewijk die zich herontwikkelt tot een nieuwe stadswijk met aantrekkelijke lofts, culturele hotspots en onalledaagse horeca.

Welke zullen de nieuwe geluksplekken zijn? Ik nomineer alvast de maandelijkse Feelgood Market op Strijp S: een markt voor ambachtelijke, groene, sociale, ethische, verantwoorde, doordachte, exotische waren, alsook een verzamelplaats van mensen met goede bedoelingen, zo’n beetje een openbare bijeenkomst van GroenLinks.

Mijn tweede nominatie geldt het caféterras aan de vijver van het Van Abbemuseum. Horeca aan het water is vrijwel altijd aangenaam; hier zorgen de strakke lijnen van het Van Abbe en de wirwar van kroegenstraat Stratumseind ook nog eens voor een boeiende ambiance.


En dan nog een applausje voor de Dommelplantsoenen die naar Anne Frank en de Gebroeders Hornemann zijn vernoemd. Hier zou elke student parkarchitectuur inspiratie moeten opdoen, want beter kan het bijna niet. Vooral het gebogen rijtje treurwilgen langs de Dommel levert een beeld op dat me keer op keer verrukt. Treurwilgen? Gelukswilgen zijn het. Ik kom er net van terug, en het klopte weer.

woensdag 2 maart 2016

Vijf jaar K


Met een volgnummer in de hand zit ik in het diagnostisch centrum lijdzaam mijn beurt te verbeiden. Tegenover me hangt een abstract schilderij waarin zich pieken en dalen laten vermoeden. Wel een passend doek voor een plek waar uitslagen tot opluchting óf teleurstelling kunnen leiden.

Voorjaar 2011, vijf jaar geleden, begon hier mijn prostaatkankercarrière. De huisarts, die onraad vermoedde, had me voor een controle doorverwezen. Daarop signaleerde een gespecialiseerde verpleegkundige ‘een verharding die op kwaadaardigheid zou kunnen wijzen’. Kwaadaardigheid: met de kille K van Kanker. De diagnose was nog niet definitief, maar schrikbarend genoeg. Niet veel later bevestigde de uroloog het vonnis. Inderdaad: prostaatkanker. Met een filiaaltje in de lymfen, ook dat nog.

Er volgden een operatie en een hormoonbehandeling. Sindsdien kwam ik hier regelmatig voor een bloedprik om vast te stellen of de boze cellen zich een beetje gedeisd wilden houden. Dat deden en doen ze tot dusver. Met dank aan de goden of wie dan ook die daarover gaat.

Leven met kanker heeft iets vreemds. De diagnose is een mokerslag die je vloert en verdooft. Maar gaandeweg wordt die K – althans mijn K – een donkere wolk aan de horizon: aanwezig, maar op afstand, onloochenbaar en toch ook wat abstract. Die donkere wolk belichaamt de onzekere toekomst. Maar ja, die toekomst begint pas morgen en niet vandaag. Vandaag vier ik mijn eerste lustrum met K. Die vijf jaar zijn alvast binnen.