Met een volgnummer in de hand zit ik in het diagnostisch
centrum lijdzaam mijn beurt te verbeiden. Tegenover me hangt een abstract schilderij
waarin zich pieken en dalen laten vermoeden. Wel een passend doek voor een plek
waar uitslagen tot opluchting óf teleurstelling kunnen leiden.
Voorjaar 2011, vijf jaar geleden, begon hier mijn
prostaatkankercarrière. De huisarts, die onraad vermoedde, had me voor een
controle doorverwezen. Daarop signaleerde een gespecialiseerde verpleegkundige ‘een
verharding die op kwaadaardigheid zou kunnen wijzen’. Kwaadaardigheid: met de kille
K van Kanker. De diagnose was nog niet definitief, maar schrikbarend genoeg.
Niet veel later bevestigde de uroloog het vonnis. Inderdaad: prostaatkanker. Met
een filiaaltje in de lymfen, ook dat nog.
Er volgden een operatie en een hormoonbehandeling. Sindsdien
kwam ik hier regelmatig voor een bloedprik om vast te stellen of de boze cellen
zich een beetje gedeisd wilden houden. Dat deden en doen ze tot dusver. Met
dank aan de goden of wie dan ook die daarover gaat.
Leven met kanker heeft iets vreemds. De diagnose is een
mokerslag die je vloert en verdooft. Maar gaandeweg wordt die K – althans mijn K – een donkere wolk aan de
horizon: aanwezig, maar op afstand, onloochenbaar en toch ook wat abstract. Die
donkere wolk belichaamt de onzekere toekomst. Maar ja, die toekomst begint pas
morgen en niet vandaag. Vandaag vier ik mijn eerste lustrum met K. Die vijf
jaar zijn alvast binnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten