Het schijnt dat ik geen doorsnee-man ben. Twee
Amerikaanse wetenschapper hebben het voor me uitgezocht en zijn erachter
gekomen dat gewone mannen er heel andere liefhebberijen op nahouden dan ik.
Kerels, ook heteroseksuelen, kijken op pornosites graag naar penissen. Ze
vallen ook vrij massaal op voeten. Ze prefereren mollige tot dikke vrouwen
boven dunne exemplaren. En liefst zijn die vrouwen jong, maar een granny op zijn tijd vinden mannen niet
te versmaden.
Wat nou weer? Het zijn conclusies uit het boek A Billion Wicked Thoughts van Sai Gaddam
en Ogi Ogas, waarover in de Amerikaanse pers al het nodige is geschreven en dat
vorige week in de dagbladen van Wegener werd gesignaleerd.
De twee neurowetenschappers hebben op ongebruikelijke
wijze onderzoek gedaan naar onze seksuele belangstelling. Daarvoor analyseerden
ze onder meer een miljard erotische zoekopdrachten op internet, die anders dan sommige
resultaten uit opinieonderzoek niet zijn bijgekleurd door sociaalwenselijke
antwoorden. Bovendien analyseerden ze naar eigen zeggen miljoenen erotische
video’s, verhalen en dating-advertenties, alsook tienduizenden liefdesromans.
Een paar opvallende conclusies staan hierboven al
aangestipt. Zelf keek ik het meest op van de belangstelling die heteromannen
voor anderluis penissen zouden koesteren. Volgens Gaddam en Ogas kijken mannen
bijna net zo vaak naar – liefst grote – roedes als naar vagina’s. Verder zou
Japanse grafische porno populair zijn onder mannen. Vrouwen lezen liever
erotische verhalen dan dat ze naar pornografie kijken, stellen de auteurs, niet
geheel verrassend, al kijken heterovrouwen volgens hen wel graag naar twee vrijende
homo- of heteromannen. Zo zouden mannen weer opgewonden raken van
hermafrodieten.
Persoonlijk ken ik evenveel heteroheren die met elkaar
vrijen, als kerels die lol beleven aan zwoele Japanse graphics en aan hermafrodietenporno: nul. Ik ben dan ook geen
doorsnee-man. Maar bestaat die doorsnee-man van Gaddam en Ogas eigenlijk wel?
Met het ontleden van zoekgedrag op internet krijg je
wellicht boven water, naar welke erotiek internetgebruikers zoeken, maar niet
wat de algemene seksuele zeden zijn, want hoe massaal ook, het blijft een
selecte en dus onwetenschappelijke steekproef. Hoe veel mensen zoeken zelden of
nooit naar internetporno? En andersom: in welke mate beïnvloedden
grootgebruikers de door Gaddam en Ogas onderzochte data en daarmee hun analyses
en conclusies? En willen internetters die naar porno zoeken echt hun zinnen
prikkelen, of vooral hun nieuwsgierigheid?
Misschien kun je met een computer wel een miljard
zoekopdrachten analyseren. Maar ‘miljoenen’ video’s bestuderen? Met een
gemiddelde lengte van anderhalf uur per video zou één miljoen video’s al
neerkomen op 62.500 dagen ofwel 171 jaar onafgebroken kijken. Daar komen dan
nog eens tienduizenden werkdagen voor het lezen van al die kasteelromannetjes
bij. En dan moet dat alles nog eens worden geanalyseerd. Dat is óf quatsch óf
bedrog.
Andere wetenschappers hebben in de Amerikaanse pers al
vastgesteld dat Gaddam en Ogas nauwelijks inzicht geven in hun bronnen en
methodes, maar wel voortdurend met ferme conclusies wapperen.
Voorlopig houd ik het er maar op, dat ik geen zwak voor
fallussen en hete omaatjes hoef te ontwikkelen om een gewone man te blijven.