Een fijn aspect van Toren
C is dat het een saluut brengt aan een kantoorcultuur die al sinds het
einde van de vorige eeuw aan het wegkwijnen is. Met eerst de computer en
vervolgens de smartphone is de typische kantoorcommunicatie al onherstelbare
schade toegebracht. Daarnaast bedreigt de opmars van het nieuwe werken met zijn
taboe op vaste werkplekken een schat aan kantoorrituelen. Ook het toenemende
thuiswerken is natuurlijk bedreigend voor het kantoorleven. En dan is er nog de
recessie, die heel wat vannegentotvijvers hun baan kost, en heel wat kantoren
hun leven. Dit jaar staat een recordhoeveelheid kantoorruimte leeg: 7,62 miljoen
vierkante meter, ofwel vijftien procent.
Ze zijn er nog, de precieze klerken en commiezen, de
juffrouwen Jannie van de kantine, de gluiperige souschefs, de smoezers bij de
koffieautomaat, de flirters op de wandelgangen, maar ze worden al zeldzamer.
Nog even en we weten niet eens meer wat er bedoeld wordt met vergadertijgers,
conference calls, memo’tjes, corporate kleding, vrijmibo’s en kopieerpasjes.
De typetjes van Ros en Meijer zijn natuurlijk uitvergroot
en absurdistisch vervormd. Maar ook in een doordeweeks, hardcore kantoor kan ik
mijn ogen uitkijken. Het bureau van de pietlut naast de werktafels van de
anarchist, de dossiervreter, de homo systematicus, de post-it-gek, de
balpennenfreak, het jonge collegaatje en de voetballiefhebber. Al die
familiekiekjes, de posters die ooit grappig leken, de stervende planten,
laptoptassen, koffiekringen, weckpotten met drop, flikkerende neons op de gang,
systeemplafonds met de sporen van een oude lekkage en de slappe ballonnen van
het afscheid van Trudie, twee weken geleden.
Naast die aanwijzingen en codes bestaan er ook
ongeschreven zeden, en die bestrijken schuttersputjes, koninkrijkjes, af te
zagen stoelpoten, roddelcircuits, intriges, avontuurtjes, slangenkuilen,
verborgen agenda’s, een-tweetjes, steken onder water, initiatierituelen,
routines, kroonprinsen en pispalen. Mooi zijn ook de vaste gewoontes. De
begroetingen, de clichés, de patronen van vergaderingen, de chef die zijn
stropdas omdoet als hij naar de Raad van Bestuur moet, de consulente die altijd
haar dag op high heals begint en op kousenvoeten vervolgt.
En rangen en standen, natuurlijk. Wie promotie maakt,
krijgt een eigen kamer met als het meezit een zitje en als het ècht meezit een
bordje op de deur met de heerlijke tekst: ‘Melden bij secretaresse op kamer
15.’ Zo krijg je ook pas een smartphone van de zaak als je de lagere echelons
ontstegen bent. En de hiërarchie uit zich ook op de parkeerplaats. Een kleine
Peugeot is voor de administratieve medewerker, die uit de 5-serie voor de staf
en een gereserveerde parkeerplek is het privilege van de CEO.
Hoe moet dat als meer en meer kantoren halfleeg raken
door thuiswerken en bezuinigingen op menskracht? En als meer en meer kantoren
overschakelen naar flexibele werkplekken die ontzield en naakt staan wachten op
een flexwerker die daar een poosje op zijn laptop gaat zitten roffelen? Het
dorp dat het oude kantoor was, valt uiteen in buurtjes met wat vaste bewoners
en veel passanten. De wandelgangen zijn leeg. Individuen staren naar grote en kleine
schermen. Het is stil, op het gebliep na.