Afgelopen weekeinde zweefgevlogen. Nee, vlieggezwoven. Nee,
gezweefvliegd. Ik bedoel in elk geval: in een zweefvliegtuig door de lucht
gezoefd. Het was kort maar formidabel.
In de plaatselijke krant had ik een stukje gelezen over een
hobbyzweefvlieger, Mark de Haan, die geld voor een goed doel inzamelde via vluchtjes
met passagiers. Ik had er meteen zin in, en mevrouw ook, dus wij gisteren naar
een klein vliegveld in de Peel. Het weerbericht beloofde een heleboel zon, maar
daar zag het echte weer niets in, dat voelde meer voor een dichte, laaghangende
bewolking. Een lange vlucht met fraaie panorama’s zat er niet in. Maar we
gingen zweefvliegen en daar was het om te doen.
Het toestel stond al klaar, rank, sierlijk en uiterst
aaibaar. Ik wurmde me in het stoeltje achter de vliegenier, sloot het
zuurstoftankje aan dat ik voor de zekerheid – longpatiĆ«nt – had meegenomen, luisterde
naar de instructies, zag de lampen van de liermachinist 1200 meter verderop
knipperen, en voelde de spanning oplopen. Op een signaal trok de lier de kabel
razendsnel aan, zodat het vliegtuig als een pijl uit de boog over het gras
schoot en met een scherpe hoek de hoogte opzocht. In een paar seconden zaten we
al op een snelheid van honderd kilometer per uur – een acceleratie als die van
een raceauto. Het had de sensatie van een achtbaan, maar dan zonder doodsangst of
gekantelde maag.
Eenmaal op vijf-, zeshonderd meter hoogte ging het toestel
horizontaal en begon aan een aantal lange curves boven het vliegveld en
omstreken. De koorts van zojuist maakte plaats voor de kalmere opwinding van
het zweven, het besef dat we zonder hulp van motoren en propellers door de
hemel zwierden, drijvend op de golven van de thermiek, met rondom alleen
ruisende stilte en slierten nevel die de onderkant van het wolkendek vormden.
Gouden minuten – himmelhoch jauchzend,
om met Goethe te spreken. Toen begon de afdaling alweer. Een soepele glijvlucht bracht
ons terug op aarde.
Opzij van de landingsbaan vroeg een van de vliegers voorzichtig
of de zweefvlucht wellicht deel uitmaakte van mijn bucketlist: het lijstje bijzondere belevenissen dat sommige mensen
in het zicht van hun dood nog proberen af te werken – met zo’n zuurstofslang in
je neus zie je er nogal terminaal uit. Aan zo’n lijstje had ik nog nooit
gedacht, zei ik naar waarheid, al was het maar omdat ik mijn graf nog niet echt
in zicht achtte. Maar zweefvliegend naar het einde, het was een mooi idee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten