Er zijn van die dagen dat niets normaal lijkt.
Ik fiets door een stille, onaanzienlijke straat met veel
grauwtinten. Net als ik bepeins dat er misschien wel een treurig artikel zit in
onaanzienlijke straten waar niemand van houdt en waar nooit wat gebeurt en die
alleen maar van ginds naar elders leiden, trekt iets roods de aandacht, een
rode spetter in het grauw aan de overkant.
Het blijkt te gaan om drie tuinkabouters. Ze staan naast
elkaar in de ondiepe etalage van zo’n winkel waarvan niet duidelijk is wat men
er verkoopt en of de zaak eigenlijk wel open is. Intrigerender is dat de drie
achter spijlen staan. Gevangen kabouters? Ze ogen zo goedmoedig als alleen
kabouters dat kunnen. Wat kunnen ze hebben misdaan? Gaat dit over kleine
criminaliteit? Ik heb toch geen spacecake op.
Een eindje verderop komt de volgende vervreemdende
ervaring: een vrachtwagen met het opschrift: Packaging is our passion. Goh, denk ik, daar zijn ze mooi klaar
mee, met zo’n hartstocht. Dat ze daar zo mee te koop lopen.
In een park staat een antieke witte koets geparkeerd met
twee zwarte paarden ervoor en twee mannen in livrei op de bok, een bevroren
tafereel op een plantsoen bij een vijver, verdwaald in de tijd. Bij nadere
inspectie blijkt aan de rand van het water een bruidspaar te poseren voor een
fotograaf. Het is een lief plaatje, maar ik herinner me een reportage die ik
hier eens maakte over een akelige moord. Drie dronken jongens mishandelden een
schizofrene buurman net zo lang tot deze stierf; vervolgens groeven ze vlakbij
de plek van deze photoshoot een kuil
in het park, wierpen het lijk erin en overgoten het met cement. Het draaide uit
op lange celstraffen en tbs. Hoe liefde en horror elkaar ontmoeten in een
buurtpark.
Later zie ik een straatnaam die ik een paar dagen geleden
tegenkwam in de plaatselijke krant. De gemeente gaat hier een speeltuintje
opruimen omdat het overlast gevende hangjongeren aantrekt en er nog maar weinig
kinderen spelen. Check! roept de
reporter in me. Het blijkt om een postzegel met een wip en een
evenwichtstoestel te gaan. Toch een beetje tragisch dat hier weer eens goede
bedoelingen gaan sneuvelen.
Dan raak ik de weg kwijt en dool ik eindeloos door
straten uit de jaren zestig, weer anders dan de onaanzienlijke straten van het
begin, maar even hopeloos. Een troosteloze woonwoestijn, ontworpen door een stedenbouwer
met meer haast dan talent en de fantasie van een liniaal. Een raster van
geestloze rijwoningen, type drie voor de prijs van twee, met een ongelukkig
boompje ervoor. De enige kleur komt van de plastic bloemen om het stuur van een
omgevallen fiets. Het is allemaal geen toonbeeld van armoe of onheil of verval,
het is niet zo bijzonder, maar dat is het ‘m juist. Wás het maar bijzonder –
hier is de stad op haar fletst en haar niksigst. De onbekende die er verzeilt,
ondergaat een bijna-doodervaring.
Op een groot bord in de middenberg van een brede
uitvalsweg hangen nog de plakkaten van de verkiezingen. En ik denk: maakte de
politiek zich maar eens druk om een fijnere leefomgeving.