Drie
kankerverhalen op één dag. Iemand vertelt me over een ziekenhuisbestuurder die
van de ene dag op de andere transformeerde tot kankerpatiënt. Uitgezaaid
longcarcinoom, luidde de diagnose, hij had nog drie tot zes maanden te leven.
Hoe ingevoerd hij ook was in de zorg, had hij zijn hele leven gerookt en
daarmee bewust het risico genomen dat hem ooit zou overkomen wat hem nu
overkwam. Toch vormden diagnose en prognose een schok. Ineens stond hij voor de
vraag wat hij met zijn laatste maanden wilde. Een duivelse opgave, vond hij.
Het
tweede verhaal komt uit een oncologievergadering in een ziekenhuis. Een
multidisciplinair medisch team bespreekt de casus van een kankerpatiënte van
vooraan in de vijftig met uitzaaiingen naar de botten, de lever en de hersenen.
Er zou nog een chemokuur kunnen worden toegediend, die haar einde met een
aantal weken uitstelt. Maar die kuur kost 80.000 euro. Wat is wijsheid?
Dan
vergezel ik mijn vrouw Ingrid naar een controle bij haar longarts. Bijna negen
jaar geleden zagen we de specialist voor het eerst; toen constateerde hij een
omvangrijke longtumor. Het betrof kleincellige longkanker, de gevaarlijkste
soort, want negen van de tien patiënten die het oplopen zijn binnen vijf jaar
dood. Maar chemo en bestraling deden hun werk en Ingrid bleek tot de tien
procent survivors te behoren.
De
longarts laat zien dat ook op de jongste scans geen onraad valt te bespeuren.
Dan wendt hij zich tot de arts-in-opleiding die op een krukje naast hem zit. “Wat
leren we hieruit, jonge dokter? Dat we ook bij een patiënt met kleincellige
longkanker de hoop niet moeten opgeven. Deze mevrouw is statistisch al lang
overleden, maar ze is er nog steeds.” Zijn ogen twinkelen. Een casus als die
van Ingrid fleurt zijn dag zichtbaar op.
Het
zijn de twee gezichten van kanker, die zich in deze verhalen tonen: dat van het
gevaar en dat van de kansen. Het is een levensbedreigende aandoening, dat
blijkt wel uit de eerste twee verhalen. Maar de strijd tegen kanker is niet
kansloos, dat blijkt uit het laatste verhaal. Ook tien procent kans is een
kans.
Het
doet me denken aan het plantje Venushaar dat we laatst cadeau kregen, heel
bevallig en frêle, maar ook heel kwetsbaar en geneigd om de minste reden het
loodje te leggen. Na een paar maanden leek het zover en was het plantje op
sterven na dood. Maar het kreeg intensive care en bloeide weer op. Levensles
van Venushaar: je bent pas dood als je gestorven bent, zolang er leven is, is
er hoop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten