zaterdag 6 juli 2013

Môgge buurman


Er valt iets te zeggen voor het standpunt dat Frankrijk een heerlijk land is uitgezonderd het jammere feit dat er zovele Fransen wonen. Maar nog tragischer is dat er zovele Nederlanders komen.

Môgge buurman, zeker laat geworden vannacht?

De locatie was idyllisch: een belommerde kampeerplaats aan een bergrivier die zich loom door een warm Frans Eden slingerde. Maar de helft van de campingbevolking was Hollands en praatgraag, en dat is een combinatie die het in Eden niet echt goed doet.

Al leverde het wel enig inzicht op in campinglinguïstiek.

Of buurman maar ’s lekker ging douchen. / Zo, dat friste zeker lekker op. / Dus buurman ging maar ’s boodschappen doen, ja dat moest ook gebeuren. / Nounou, dorst zeker, dat kreeg je wel van dit weer, trouwens in de super van het dorp was het bier stukken goedkoper, net als knakworst, al namen zij die altijd mee uit Holland, op een stel blikken scheelde dat toch gauw een tientje. / Ging buurman maar ’s lekker zwemmen? / Zo, dat friste zeker lekker op. / Dat ging er wel in hè, zo’n biertje, en zeker met zulk weer, nou van hun mocht het wel een graadje minder, poehpoeh. / Dus buurman ging een ommetje maken? O, je kon hier leuk wandelen, hoor, als je tenminste oppaste voor slangen. / Jaja, van dat lopen werd je moe, zelf kwamen ze niet verder dan de douche, je had maar eens per jaar vakantie, zeiden ze altijd tegen elkaar.

Het wende, na verloop van tijd. Het stak zelfs aan. Want na de zevende dag hoorde buurman zich tot zijn schrik zelf zeggen: “Zo, druk met de was?” Waarop overbuurvrouw zei: “Ik zeg maar zo: dan waardeer je de wasmachine thuis extra.” Toen trok buurman zich in paniek terug op een stil plekje achter zijn tent, en daar kwam hij pas vandaan toen alle medelanders op één oor lagen.

“Môgge buurman, zeker laat geworden vannacht?” schalde het de volgende ochtend door Eden, Frankrijk.

Even later kwam er een plek vrij aan het water, een droomplek, naast kampeerders die geen behoefte hadden aan contact. En toen werd de oplossing duidelijk: kunnen we volgend jaar met vakantie in godsnaam allemaal onze mond houden tegen elkaar?”


Deze column schreef ik 17 augustus 1990 in een van de laatste nummers van weekblad De Tijd. Sommige onderwerpen blijven altijd actueel.