Een leeg scherm wacht op een nieuw stukje. Beurtelings
staar ik naar het scherm en naar de notenboom aan gene zijde van de balkondeur,
in de vage hoop dat ik ergens in die leegte of tussen de prille noten een zweem
inspiratie vind. En terwijl ik die zin optik, vraagt een van de woorden met een
sprongetje om aandacht. Het woord ‘hoop’. Zo’n woord waar tal van betekenissen
en ideeën in zijn opgeslagen.
Volgens Van Dale kan het gaan om een al dan niet
geordende opeenhoping van spullen; een hoeveelheid menselijke uitwerpselen ‘zoals
die gedeponeerd is’; een grote hoeveelheid; een menigte; en een gewapende
schare. Die laatste hoop zien we gelukkig niet vaak. In andere zin staat hoop
voor de ‘wensende verwachting dat iets goeds, dat nog onzeker is en in de
toekomst ligt, werkelijkheid zal worden’, alsmede voor de persoon op wie men
zijn hoop gevestigd heeft.
Een voorbeeld van hoe het bij hoop om poep kan gaan, is
volgens het woordenboek: ‘Pas op, trap niet in die hoop.’ Prompt schiet me te
binnen hoe wij dat op de middelbare school verfransten tot: ‘N’escalier pas
dans l’espoir.’ Ook herinnert Van Dale eraan dat de duivel altijd op de
grootste hoop schijt. ‘Een hoop op een klein schoteltje’ betekent: kouwe
drukte.
Vaak bedoelen we ‘een heleboel’ als we ‘een hoop’ zeggen.
Toen Jacques de Leeuw, voorman van het concern Audax, HP/De Tijd had gekocht en
de redactie van het tijdschrift voor het eerst bezocht, waren zijn eerste
woorden: “Wanne hoop man.” Ik weet niet of zijn verbazing over de omvang van de
redactie profetisch was, maar nu werken er nog maar anderhalve man en niet eens
een paardenkop.
Het mooiste vind ik de ‘wensende verwachting’ die in het
woord ligt te wachten op iets goeds en moois. Een uitdrukking als ‘hoop doet
leven’ omspant de halve wijsbegeerte. In het aardse bestaan, zo klinkt tussen
de woorden door, is het maar sappelen en kniezen; maar gelukkig is er de hoop
die ons doet dromen over hoe het straks allemaal goed zal komen met ons geluk
en onze gezondheid. Ofwel: leven doet hopen.
Het spiegelbeeld van het gezegde ademt dan ook een diepe somberheid.
Wanneer je hoop ‘in rook vervlogen’ is, dan zit je moedeloos naast een hoopje
as in het besef dat je het zult moeten doen met de donkergrijze werkelijkheid. Een zielig hoopje mens.
‘Wanneer je verstandig bent,’ schreef Seneca al tweeduizend jaar geleden, ‘vermeng je het ene ding met het andere: hoop niet zonder twijfel en twijfel niet zonder hoop.’