woensdag 17 juli 2013

Hoop doet leven


Een leeg scherm wacht op een nieuw stukje. Beurtelings staar ik naar het scherm en naar de notenboom aan gene zijde van de balkondeur, in de vage hoop dat ik ergens in die leegte of tussen de prille noten een zweem inspiratie vind. En terwijl ik die zin optik, vraagt een van de woorden met een sprongetje om aandacht. Het woord ‘hoop’. Zo’n woord waar tal van betekenissen en ideeën in zijn opgeslagen.

Volgens Van Dale kan het gaan om een al dan niet geordende opeenhoping van spullen; een hoeveelheid menselijke uitwerpselen ‘zoals die gedeponeerd is’; een grote hoeveelheid; een menigte; en een gewapende schare. Die laatste hoop zien we gelukkig niet vaak. In andere zin staat hoop voor de ‘wensende verwachting dat iets goeds, dat nog onzeker is en in de toekomst ligt, werkelijkheid zal worden’, alsmede voor de persoon op wie men zijn hoop gevestigd heeft.

Een voorbeeld van hoe het bij hoop om poep kan gaan, is volgens het woordenboek: ‘Pas op, trap niet in die hoop.’ Prompt schiet me te binnen hoe wij dat op de middelbare school verfransten tot: ‘N’escalier pas dans l’espoir.’ Ook herinnert Van Dale eraan dat de duivel altijd op de grootste hoop schijt. ‘Een hoop op een klein schoteltje’ betekent: kouwe drukte.

Vaak bedoelen we ‘een heleboel’ als we ‘een hoop’ zeggen. Toen Jacques de Leeuw, voorman van het concern Audax, HP/De Tijd had gekocht en de redactie van het tijdschrift voor het eerst bezocht, waren zijn eerste woorden: “Wanne hoop man.” Ik weet niet of zijn verbazing over de omvang van de redactie profetisch was, maar nu werken er nog maar anderhalve man en niet eens een paardenkop.

Het mooiste vind ik de ‘wensende verwachting’ die in het woord ligt te wachten op iets goeds en moois. Een uitdrukking als ‘hoop doet leven’ omspant de halve wijsbegeerte. In het aardse bestaan, zo klinkt tussen de woorden door, is het maar sappelen en kniezen; maar gelukkig is er de hoop die ons doet dromen over hoe het straks allemaal goed zal komen met ons geluk en onze gezondheid. Ofwel: leven doet hopen.

Het spiegelbeeld van het gezegde ademt dan ook een diepe somberheid. Wanneer je hoop ‘in rook vervlogen’ is, dan zit je moedeloos naast een hoopje as in het besef dat je het zult moeten doen met de donkergrijze werkelijkheid. Een zielig hoopje mens.

‘Wanneer je verstandig bent,’ schreef Seneca al tweeduizend jaar geleden, ‘vermeng je het ene ding met het andere: hoop niet zonder twijfel en twijfel niet zonder hoop.’