In het
Eindhovense fabriekscomplex van ontwerper Piet-Hein Eek was ik vaker geweest,
zowel in de winkel als in het aangenaam ruimtelijke restaurant, maar de
tentoonstellingszalen kende ik nog niet. Tot ik daar dezer dagen ging kijken
naar het oeuvre van Anthon Beeke, gelauwerd grafisch ontwerper, beroemd om zijn
blotemeisjesalfabet en zijn geruchtmakende toneelposters.
De rauwe,
postindustriële sfeer van de hal op de derde verdieping leent zich goed als
decor voor het werk van Beeke. Dat spreekt immers vooral aan door zijn directe,
ongekunstelde vormgeving, die de boodschap met één klap in het hoofd van de
toeschouwer spijkert. Wat hebben die theatergezelschappen en kunstbeurzen geluk
gehad toen zij Beeke wisten te strikken. Hij leverde hen posters die de
aandacht van verre opzogen, soms doordat de afbeelding onverholen seks
uitstraalde, soms doordat de kleuren er vanaf spatten, en altijd door hun
overtuigende originaliteit. Zoiets had je nog nooit gezien: een close-up van
een paardenkont die bij nader inzien het kruis van een vrouw bleek te zijn, of
letters gevormd door secuur tegen elkaar gedrapeerde blote meisjes.
Anthon
Beeke had ik een jaar of vijf geleden gesproken in een lange reeks interviews
over de jonge jaren van min of meer bekende Nederlanders. Zijn herinneringen
riepen een harde jeugd op, vooral ingekleurd door de vader, een al oude stukadoor
die zijn meeste geld naar de kroeg bracht, zodat voor de moeder en het zoontje
een schraal leven restte. Hij haalde de jonge Tonnie van school omdat het
zoontje maar een vak moest leren. De slager op de hoek kon wel een hulpje
gebruiken en zo werd hij slagersknecht. In zijn vrije tijd tekende en
schilderde hij, neusde hij rond in platenwinkels met jazzplaten en werd hij
ingewijd in de liefde door een verleidelijke vrouw van 37. Ook trok hij op met
een vriendje wiens excentrieke moeder altijd veel kunstenaars op bezoek had,
die hem leerden wat verbeelding vermag.
Zo kwam
het er alsnog van dat hij naar de avondkunstnijverheidsschool ging, waar hij
zijn eerst affiches en decors maakte. Ruim een halve eeuw later hangt het lange
vervolg op die harde jeugd in een Eindhovense fabriekshal. In eerste instantie
lijkt het wonderlijk dat een kind uit een zo prozaïsch milieu in de kunsten
terecht komt. Maar dan herken ik de sfeer van de slager uit zijn jeugd, de
jazz, de kunstenaars bij zijn vriendje thuis, zijn vroege leerschool in de
erotiek: het zit allemaal in dit tintelende oeuvre.