De kwestie-Yunus polariseert snel. Benieuwd of de opwinding nog verder oplaait als de Turkse premier Erdogan hier donderdag op bezoek komt.
Terwijl Nederlandse bewindslieden en commentatoren het
opnemen voor Yunus’ lesbische pleegmoeders en tegen de Turkse bemoeienis met de
kwestie, wordt in Turkije flink stemming gemaakt tegen de praktijk van de
kinderbescherming in het verderfelijke Nederland.
In eerste instantie lijkt het niet moeilijk partij te
kiezen. De boze biologische moeder die het vuurtje aanstak, heeft niet veel
recht van spreken. Je moet als opvoeder wel heel ernstig falen, voordat je kind
uit huis wordt geplaatst; dan geeft het geen pas een oordeel te hebben over
pleegouders die zich liefdevol over jouw kind ontfermen. Dat die pleegmoeders
zelfs worden bedreigd door Turkse sympathisanten van de moeder, is volkomen
onaanvaardbaar.
Mensen van allochtone komaf die hebben gekozen voor
Nederland, hebben daarmee impliciet gekozen voor een leven in een tolerant,
liberaal land dat ruimte biedt aan mensen met uiteenlopende opvattingen, van
orthodox tot vrijzinnig. In die open samenleving moeten zij ook accepteren dat
hun kinderen beïnvloed worden door andere opvattingen dan de hunne.
Bijvoorbeeld als die kinderen door ingrijpen van de jeugdzorg uit huis worden
geplaatst en verder worden opgevoed door Nederlandse pleegouders.
Maar in het geval van het Turkse jongetje Yunus is er wel
sprake van een ongelukkige uithuisplaatsing. In cultureel opzicht is er
moeilijk een grotere kloof te vinden dan tussen een milieu van autochtone lesbiennes
en dat van islamitische allochtonen. Waarom een jochie met een problematische
achtergrond plaatsen in een milieu dat hem totaal vreemd is? Maakt dat de kans
niet groot dat hij vervreemdt van zijn roots en tussen wal en schip raakt?
In de regel probeert Jeugdzorg allereerst het eigen
netwerk in te schakelen en een bedreigd kind onder te brengen bij familieleden
of vrienden. Dat geeft al aan dat een plaatsing aan de overkant van het
culturele spectrum bepaald niet de voorkeur verdient. Maar soms, bijvoorbeeld
in een acute situatie, is er niet de luxe van een keus. Misschien speelde dat
mee toen Yunus negen jaar geleden bij zijn pleegmoeders terechtkwam.
Niettemin, stel je eens een progressieve ouder voor –
VPRO, atheïst, D66, kind op de Vrije School – die als opvoeder faalt en zijn zoontje
ziet ondergebracht in Staphorst, waar ze er een fijn gereformeerd jongetje van
maken? Ook al heeft hij als pedagoog weinig recht van spreken, mag die ouder
dan toch denken: kon dat niet anders?