Maandag 4 februari is het Wereldkankerdag en ik zit me al
een uur af te vragen wat ik daar van moet vinden.
Mijn intuïtie, gevoed door journalistieke achterdocht,
waarschuwt me tegen zulke initiatieven. Ze blaken van de beste bedoelingen,
maar hebben ook iets irritants. Alsof er een geheime natuurwet in het spel is,
trekken ze allerlei BN’ers aan, die in de media komen uitleggen dat een tante
of collega ‘het’ ook heeft, dat het een heel erge ziekte is en dat ze daarom keihard
willen meedoen aan de strijd tegen kanker. Volgt een gironummer om geld te
verzamelen voor nieuw onderzoek. Waarna de BN’ers hun likes op Facebook gaan tellen.
Sinds ik een beetje kan meepraten over het onderwerp,
denk ik steeds dat ze het over mij hebben, die kerngezonde soapsterren en
sporthelden die zich over kanker ontfermen. Meneer D heeft een nare aandoening
onder de leden, maar kan misschien weer beter worden als u geld geeft zodat er
reddende pillen kunnen worden ontwikkeld. Dank voor de moeite, maar voor meneer
D voelt het toch een beeetje aan als een rollenspel tussen de barmhartige
Samaritaan en de stakker.
Ook komen er bij zo’n kankerhappening steevast strijdbare
patiënten in beeld, die vastbesloten zijn die rotziekte nou eens mores te
leren; kanjers die zich door de kanker niet laten kisten en hartstikke positief
blijven denken. Daar kan ik ook niet goed tegen. Dat bijna verplichte positivisme
miskent dat kanker voor veel patiënten uitpakt als een verwoestend proces dat
zich niets aantrekt van blijheid en levenslust. Mogen mensen die in
levensgevaar raken alsjeblieft kankeren op hun kolèrekanker?
Een begeleidend televisiespotje attendeert op de 65
inloophuizen waar kankerpatiënten en hun naasten terecht kunnen voor
lotgenotencontact en ondersteuning. Het toont een man, een vrouw en een kind
die zo’n adres bezoeken en er met een opgeluchte glimlach van terugkeren. “Ik
zie weer perspectieven,” zegt de man. “Ik kies voor een toekomst,” zegt de
vrouw. “Het is zo fijn hier,” zegt het kind.
Wat een opgeklopte opgewektheid. Ik moet denken aan
Bibian Harmsen. Met duizenden anderen volgde ik het blog dat zij bijhield na
haar diagnose alvleesklierkanker, een aangrijpend relaas in erg rake woorden
over pijn en verdriet. Na een paar maanden was de toekomst voor haar gesloten.
Ik wil maar zeggen: laten we realistisch blijven over
kanker. Steeds meer mensen overleven het, maar niettemin is het nog steeds doodsoorzaak nummer één. Zolang dat aan de orde blijft, heeft een kankerpatiënt
reden voor hoop èn voor vrees.