dinsdag 19 februari 2013

Witte Veder




Het is elke ochtend hetzelfde tafereel. Ik zet koffie, kijk door het keukenraam naar buiten en zie onze merel rond het tuinpad scharrelen. Dat is de plek waar we broodkruimels strooien, en dat weet hij, onze merel. Ik schrijf ‘onze’, omdat hij dagelijks komt buurten. Er komen wel meer merels langs, maar de onze is herkenbaar doordat zijn verenpak witte vlekken vertoont.

Die vlekken roepen vragen op, want hoe komt hij daaraan? Verf is het niet, de afwijking moet in zijn genen zitten. Een logische verklaring zou zijn dat zijn vader of moeder het met een ekster heeft gedaan. Vrijen vogels eigenlijk wel met andere soorten? Het lijkt van niet, want dan zouden er ook wel roodgorsjes, pimpelmussen en kraaivalken bestaan. (De gierzwaluw leidt in dit verband tot misverstanden.) Maar als vogelseks zich tot de eigen soort beperkt, zijn vogels dan xenofoob? Verklaart dat waarom de PVV een vogel in zijn vaandel voert?

Voordat we Witte Veder leerden kennen, hadden we nog zo’n vaste gast: een manke merel met maar één werkzame poot. Die kwam ook elke dag aandoenlijk broodkorrels pikken. Het ritueel leerde dat vogels, althans merels, zich liefst in hun eigen gebied ophouden. Als je vliegen kunt, zou ik zeggen, waarom ontbijt je dan niet vandaag in Eindhoven, morgen in Zaltbommel en overmorgen in Lopik? Nee, elke dag ontbijt bij Dings.

Zoals de manke merel op een dag verdween, zo zal ook de zwartwitte merel ooit absent zijn omdat zijn leven erop zit. Weer zoiets: waar blijven vogels als ze dood gaan? Volgens Vogelbescherming wonen er minstens 27 miljoen vogels in ons land. Als die gemiddeld tien jaar leven, overlijden er jaarlijks 2,7 miljoen (sneuvelende jonkies niet meegerekend). Hoe is het dan mogelijk dat we slechts een doodenkele keer een vogelkreng zien? Dat kan meer één ding betekenen: dode vogels gaan rechtstreeks naar de hemel.