zaterdag 9 februari 2013

Het uur van de dwaas




Voor Ons Soort Mensen breken moeilijke dagen aan. Ik hoef maar één woord te noemen en de ware OSM’er trekt wit weg: carnaval.

Bij De Wereld Draait Door viel dezer dagen weer eens te beleven hoe de cultureel-correcte gemeente tegen carnaval aankijkt. Het gebeurde in het kader van een wedstrijdje over de carnavalshit van het jaar, georganiseerd door Giel Beelen. ‘Om in de stemming’ te komen toonde Matthijs van Nieuwkerk enkele vreselijke clips met onder anderen Ria – preitjes op mijn dijtjes – Valk en Frans Bauer in een bubbelbad. Daarop volgden een paar acts met lol van de onderste plank. Prem Radhakishu lag proestend onder tafel, Jan Mulder aarzelde tussen afgrijzen en meeklappen, Van Nieuwkerk zat maar te grinniken en zo werd toegewerkt naar de onvermijdelijke polonaise met confetti.

Wat een schijnvertoning. Alsof carnaval een jaarlijkse eruptie is van blatend onbenul en wansmaak, aangelengd met lauw bier. En alsof ze aan de stamtafel van DWDD ook maar enig verstand van dit onderwerp hebben.

Slecht begrepen imitatie
Het carnaval zoals dat meestal op televisie wordt vertoond is een slecht begrepen imitatie van het volksfeest dat zuidelijk Nederland elk jaar aan de vooravond van de vastentijd in zijn ban krijgt. Een katholieke traditie met een aantrekkingskracht die de ontkerkelijking met gemak overleefde.

Ik vier het niet meer actief mee, maar vind het elke keer weer fascinerend om te zien hoe de straten vol raken met kleur en klank en drommen dansende, zingende, lachende mensen. In optochten steekt men de draak met ernst, bombarie en gezag. In de cafés vermaakt men elkaar met schertsverhalen, slaan automonteurs notarissen op de schouders en blaast een eenling met een tuba een weemoedige deun. Op een straathoek verdiepen twee onbekenden zich in een eindeloze kus.

Vamp en boef
Carnaval is ook een groot spel. Men vermomt en schminkt zich tot boer, vamp, spook of paradijsvogel. De burgemeester draagt een kiel en zijn stad een koldernaam. De rol van God wordt vervuld door Bacchus. Het abnormale is tijdelijk de norm, het ongehoorde hoe het hoort. Carnaval is het uur van de dwaas. Hoe grotesker en burlesker, hoe luider het gejuich.

Hoewel carnaval speelt met de waarheid, zoekt het ook naar oprechtheid. Op deze dagen is er ruim baan voor sentimenten die gewoonlijk getemperd blijven en mag men zich naar hartenlust dompelen in chauvinisme, romantiek, nostalgie of pathetiek. Ik herinner me de collectieve weemoed op een dinsdagnacht in Venlo toen de kroegen gingen sluiten en een trompet een Vastenavondblues inzette en heel de straat met een snik in de stem zong: ‘Het is gedaan, het is gedaan, we moeten nu naar huis toe gaan. Wat een leed, och wat een leed, het is weer gedaan.’

Een kostelijk feest. Voor wie het wil zien.