In een
tijdschrift zie ik een elegante hoed en ineens moet ik aan Ronald Plasterk denken,
de hoedenman die een beetje uit zicht is geraakt als minister van Binnenlandse
Zaken. Dat was wel anders toen hij nog het departement van Onderwijs en Cultuur
bestierde en voortdurend in de media figureerde. In die tijd had ik hem gevraagd om een kort interview plus foto voor
een boek over de herontwikkeling van industrieel erfgoed. Ik kreeg twintig
minuten van zijn tijd.
Een paar
vragen waren op verzoek van zijn voorlichter eerder aan hem toegespeeld.
Hij bleek zich voorbereid te hebben, want toen hij inging op het spannende
element van oude fabrieken had hij een aardige beeldspraak bij de hand: “Zoals
een sonnettendichter aan de beperkingen van een sonnet met twee kwartetten en
twee tertsen juist zijn creativiteit ontleent, zo kan ook de beperking van een
gebouw ondanks alle eventuele ongemakken voor de gebruiker stoer en interessant zijn.” – Hij
mocht dan biologie en natuurwetenschappen hebben gestudeerd en hoogleraar in de
ontwikkelingsgenetica zijn geweest, dat wilde nog niet zeggen dat hij niet ook
verstand had van letterkunde.
Interview
klaar, nog even tijd voor de fotoshoot op een locatie op de begane grond van
het ministerie. Hij beende vier trappen af in een amper bij te houden tempo,
koos positie op de afgesproken plek, haalde een hand door het haar en
glimlachte naar de camera. Een professional, dacht ik, chapeau!
Een
tijdje later nam ik mijn boekkopij inclusief het door het ministerie
geaccordeerde interview met Ronald Plasterk door met eindredacteur Jan Stassen.
Die signaleerde een opmerkelijke verspreking van de minister: een sonnet bevat
niet twee kwartetten en twee tertsen, maar twee kwatrijnen en twee terzinen.
Het kwam correct in het boek.
Een duidelijk
gevalletje van de klok en de krekel.