zondag 6 januari 2013

Van de hoed en de rand


In een tijdschrift zie ik een elegante hoed en ineens moet ik aan Ronald Plasterk denken, de hoedenman die een beetje uit zicht is geraakt als minister van Binnenlandse Zaken. Dat was wel anders toen hij nog het departement van Onderwijs en Cultuur bestierde en voortdurend in de media figureerde. In die tijd had ik hem gevraagd om een kort interview plus foto voor een boek over de herontwikkeling van industrieel erfgoed. Ik kreeg twintig minuten van zijn tijd.

Een paar vragen waren op verzoek van zijn voorlichter eerder aan hem toegespeeld. Hij bleek zich voorbereid te hebben, want toen hij inging op het spannende element van oude fabrieken had hij een aardige beeldspraak bij de hand: “Zoals een sonnettendichter aan de beperkingen van een sonnet met twee kwartetten en twee tertsen juist zijn creativiteit ontleent, zo kan ook de beperking van een gebouw ondanks alle eventuele ongemakken voor de gebruiker stoer en interessant zijn.” – Hij mocht dan biologie en natuurwetenschappen hebben gestudeerd en hoogleraar in de ontwikkelingsgenetica zijn geweest, dat wilde nog niet zeggen dat hij niet ook verstand had van letterkunde.

Interview klaar, nog even tijd voor de fotoshoot op een locatie op de begane grond van het ministerie. Hij beende vier trappen af in een amper bij te houden tempo, koos positie op de afgesproken plek, haalde een hand door het haar en glimlachte naar de camera. Een professional, dacht ik, chapeau!

Een tijdje later nam ik mijn boekkopij inclusief het door het ministerie geaccordeerde interview met Ronald Plasterk door met eindredacteur Jan Stassen. Die signaleerde een opmerkelijke verspreking van de minister: een sonnet bevat niet twee kwartetten en twee tertsen, maar twee kwatrijnen en twee terzinen. Het kwam correct in het boek.

Een duidelijk gevalletje van de klok en de krekel.