Over drie uur weet ik het. Dan krijg ik de uitslag van
een bloedonderzoek, waaruit blijkt hoe het met mijn PSA staat. Onder mannen met
een opspelende prostaat is PSA een gevleugeld begrip. Heb je een hoog
PSA-gehalte, dan is dat een aanwijzing voor een prostaatcarcinoom. Is er al
prostaatkanker vastgesteld, dan geeft het PSA aan of de tumor zich rustig
houdt, of juist groeit.
In het voorjaar van 2011 bleek ik een van die tienduizend
mannen per jaar bij wie prostaatkanker wordt vastgesteld. Het besmette
orgaantje werd via een gecompliceerde operatie verwijderd. Er bleven echter een
paar foute cellen achter. Daarom volgde een hormoonbehandeling, die de tumorresten
koest moest houden. Dat lukte, want het PSA-niveau bleef bij twee
halfjaarlijkse metingen bevredigend laag.
Straks hoor ik het resultaat van de jongste meting.
Intuïtief vertrouw ik erop dat de uitslag opnieuw goed zal zijn, maar ik voel
me toch ook wel gespannen. In de wachtkamer van de specialist
hangt het onweer in de lucht, schreef ik eerder. Er heerst een geladen stilte,
gevuld met hoop en vrees. Is er wel of geen tumor gevonden? Slaat de
behandeling aan of niet? Is er nog een alternatief of loopt de weg uiteindelijk
dood? Springt het licht op groen of op rood?
Een goede vriend belt en zegt dat zijn schoonvader al
jaren en jaren baat heeft bij zijn hormoonkuur tegen prostaatkanker. Ik denk
aan een andere vriend, bij wie de hormonen niet meer werken en die nu aan de
chemo moet: een nare behandeling die de kwaadaardigheid maar kort beteugelt. En
ineens realiseer ik me dat het woord ‘kwaadaardig’ een contradictie lijkt te
herbergen. Alsof het kwaad aardig kan zijn. Men kan aardig kwaad worden op een
kwade geaardheid, dat wel.
Over drie uur weet ik meer.
Achteraf
De uroloog stelt standaardvragen en noteert de antwoorden
zwijgend op zijn computer. Een geneesheer die de steriliteitseisen van het
ziekenhuis wel erg strikt neemt. Dan zegt hij langs zijn neus weg dat de PSA
gelijk is gebleven. “Daar ben ik tevreden over. Ik zie u over een half jaar
terug.”
Het licht sprong dus op groen. Oef, zeg ik als ik weer op
de gang sta, opgelucht ondanks het optimistische voorgevoel. En nu, een paar
uur later, nu ik deze woorden opschrijf, is mijn stemming nog steeds van: yes!
Maar ik denk dat mijn deceptie over slecht nieuws heftiger was geweest dan mijn
vreugde over de goede uitslag. Goed nieuws went sneller dan slecht nieuws, dat
zal het zijn. Gezondheid vinden we normaal, ziekte een streep door de rekening.
En ook al horen die twee onverbrekelijk bij elkaar, we willen er niet van
weten.