Tussen
een reeks foto’s die ik digitaal wil opslaan, zit een beeld van mijn
kleindochtertje Madee.
Er ligt een dagblad voor haar, wat tamelijk voorlijk
oogt bij een meisje van twee. Ze is die krant dan ook niet aan het lezen, maar
aan het bewerken met een waskrijtje.
Dat was een van de tientallen kortlopende
activiteiten die ze tijdens de laatste oppasdag ondernam, variërend van
peuterzwemmen, vogels spotten, praten in geheimtaal met pluchen dieren en spelen
met koelkastmagneetjes, tot het doornemen van allerlei geïllustreerde werken, in
het bijzonder een boek over de mauw (=miauw), zoals ze alle poezen noemt, dus
ook de kolossale koningstijger op het omslag van een naslagwerk over roofdieren.
Stop! De verleiding is groot om de ene na de andere verliefde grootvaderlijke
observatie te beschrijven, maar dat wordt gauw wat wee. Ik wou met dit
aanloopje ergens anders heen, namelijk naar het feit dat niemand zich iets van
zijn eerste levensjaren herinnert. Het is een vreemd idee Madee te zien spelen,
ontdekken, tekenen, watertrappelen, en tegelijkertijd te beseffen dat ze zich
van al die vroege levenservaringen straks helemaal niets meer zal heugen. Heel
jonge hersentjes zijn kennelijk nog niet in staat van alles te onthouden. Waar blijven de niet-onthouden belevenissen? Vermoedelijk in een tussenoors pakhuis waar ze worden verwerkt tot impulsen, reflexen, angsten en voorkeuren die ons leven gaan sturen. Dat gebeurt met latere ervaringen ook, maar die laten zich in tegenstelling tot onze vroegste ondervindingen vaak nog eens oproepen en herbeleven. Tot we op onze levensavond genoeg beleefd en herbeleefd hebben en steeds minder gaan onthouden. Het geheugen komt en gaat met de jaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten