woensdag 30 mei 2012

Eeuwige roem op het naatjepetpaadje


Stel, je was niet journalist maar schrijver geworden, romancier, belletrist, beoefenaar der schone letteren. Je eerste roman was veelbelovend genoemd. Je tweede haalde een kleine literaire prijs en drie drukken. Bij de derde roman brak je door en sindsdien hoorde je bij de veelgelezen schrijvers van eigen bodem.
   Op een dag, hopelijk was je prettig oud geworden, overleed je in je slaap. Je kreeg een flinke necrologie en je uitgever schreef in een overlijdensadvertentie dat hij getroffen was door je toch nog onverwachte dood en dat de literaire wereld je nu al miste. Al snel werd het stil rondom je naam, totdat de stad waar je gewoond had een straat naar je noemde, waar je geest nog heel lang voortleefde: toch een beetje eeuwige roem..
   Ik kan me voorstellen dat schrijvers daar wel eens van dagdromen: dat ooit een straat, of liever nog een laan of een plein, hun namen zal dragen.  Wat voor straat etc. ze zich daarbij voorstellen, kunnen we natuurlijk niet weten, maar het zullen meestal wel lommerrijke alleeën zijn, met uitzicht op een park of een rivier en met voorname panden waar ze zelf wel hadden willen wonen.
   De werkelijkheid is zoals meestal onverbiddelijk. In mijn woonplaats passeer ik regelmatig het Couperuspad. Schrijver 1863-1923 staat er op het straatnaambordje, en dat is het enige dat hem recht doet. Om te beginnen is het inderdaad niet meer dan een pad, wat al schraal en schril is voor een schrijver van zijn statuur. Het meet zo’n tachtig meter; aan de ene kant noteer ik de levenloze zijgevel van een school, aan de andere kant wat struiken met daartussen een inrit naar twee slordige slierten garageboxen, voorzien van bijpassende graffiti. Ziedaar, dames en heren, het Couperuspad. Maar goed dat de naamgever bij de oplevering van dit naatjepetpaadje al lang was overleden.
   Het Couperuspad komt uit op de Jan Luikenstraat en dat is wél zo’n aangename straat waar je je naam aan zou willen lenen. Maar die, leert Wikipedia, is dus al vergeven aan Jan Luiken, ook bekend als Jan Luyken, etser en auteur van onder meer de stichtelijk dichtbundels De Bijekorf des Gemoeds en Voncken der Liefde Jesu. Jan zal zich in zijn hemel niet beklagen over zijn straat. Maar hoe heette de gemeentelijke oen die ooit in al zijn dorheid besloot dat een vooraanstaand schrijver als Couperus met een rafelig doorsteekje toe kon? Ik weet nog wel een naamloos landbouwweggetje in de Hedwigepolder.