Het is
nu al jaren aan de gang en het wil maar niet ophouden: het misbruik van het
woord ‘absoluut’. In vrijwel elk gesprek grijpt iemand naar dit cliché als hij
een vraag bevestigend wil beantwoorden. Denkt de premier dat Nederland goed uit
de crisis komt? Absoluut! Hou je nog wel van mij? Absoluut! Wordt het morgen
mooi weer? Absoluut! Om gek van te worden.
Het woord zal wel zo populair zijn omdat het
klinkt als een uitroepteken (dat er in geschrifte vaak ook nog eens wordt
toegevoegd), zodat de gebruiker denkt er een enthousiaste uitstraling door te
krijgen. Maar als het zestienmiljoen keer per dag klinkt, inflateert het
‘absoluut’ tot nakwekken.Daarom een tuiltje alternatieven. Inderdaad. Nou en of. Zo is het maar net. Wel zeker. Precies. U haalt me de woorden uit de mond. Onmiskenbaar. Gegarandeerd. Wis en waarachtig. Beslist. Geheid. Alleszins. Wat u zegt. Uiteraard. Pertinent. Dat lijdt geen twijfel. Stellig. Vanzelfsprekend. Dat raadt je de koekoek. Reken maar (van yes). Daar kun je zeker van zijn / vergif op innemen / donder op zeggen. Zo is dat (en niet anders). Op en top. Buitengewoon. Onmiskenbaar. Dubbel en dwars. Zo zeker als tweemaal twee vier is. Uit de grond van mijn hart. Zo klaar als een klontje. Dat spreekt als een petje. Is de paus katholiek? ’t Is zo wisse as een klontie zuut is. (Drents.) As ge dé mé wet. (Budels.)
Als het echt moet overtuigen, kom dan met het hele rijtje.