Neemt niet weg dat het wèl een intrigerend onderwerp is,
verdriet. Omdat het zoveel overhoop haalt. Het is een soort pijn die van onder
de oppervlakte komt, daar waar de ziel woont, dat complex van verlangens en
ervaringen waaruit een persoon bestaat. Verdriet is geen schaafwond, maar een
snee; daar helpt geen pleister meer, maar is serieuze zorg vereist.
Verdriet is ook een courante bijwerking van sommige
chronische ziektes. Met mijn lastige longen en bloedvaten heb ik daar ook weet
van. Voor wie een slepende kwaal oploopt, slinken de mogelijkheden en nemen de beperkingen
toe: een gevoel van verlies dat soms droef stemt. Meestal heb ik niet veel
geduld met de treurder in me en wijs ik mezelf erop dat er een dag te plukken
valt, maar af en toe luister ik toch maar eens naar die blues van me en dan
herken ik elke noot.
Want ook al wil ik het eigenlijk niet weten, het is wel
degelijk spijtig dat ik te weinig lucht heb om te dansen, te zingen, de
schommel van een kind aan te duwen, een eind te wandelen. Het lukt niet altijd,
die spijt te verbijten. Dan welt er een doffe donkerte in me op, een leegte die
toch zwaar aanvoelt, een klomp lood die op mijn gemoed drukt en zich niet laat
negeren. Ik verzet me maar niet en laat het toe want het hoort erbij, het is
deel van mijn leven, niet meer kunnen wat ik wil en willen wat ik niet meer
kan.
Dat herfsten is mijn hoofd houdt nooit lang aan en maakt
snel genoeg weer plaats voor de gedempte opgewektheid die me doorgaans vergezelt.
Het lucht kennelijk op als je het verdriet even toelaat, misschien wel omdat je
jezelf dan serieus neemt, inclusief je zorgen en zwaktes. Bonjour tristesse, zou ik Françoise Sagan bijna nazeggen. Probeer
ik over verdriet te schrijven, dreigt het toch weer peptalk te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten