Het is ook nooit goed. Ik had me voorgenomen een stukje te schrijven
over de buien van somberheid die af en toe langstrekken, de halve en hele uren
dat het leven van lood lijkt en niets troost biedt, de juichende zomer niet,
het zingen van de vogels, het ruisen van de hoge bomen en de kraaiende pret van
spelende kinderen niet. Dat sombere stukje zat al half in de pen, met ’n uurtje
was het eruit, de kop had ik al: Minne
momenten.
Maar eerst wilde ik nog wat buitenlucht opsnuiven, want mijn
longen konden wel zuurstof gebruiken, die beleefden ook minne momenten. Ik
scootte naar een parkje dat ik vaak aandoe, sloeg een lommerrijk laantje in en
toen ging het mis. Weg somberheid. Ik zag hoe de rijen bomen langs het smalle
weggetje de diepte zochten en hoe de zon door het lover parelde en een ballet
van licht en donker op het asfalt toverde, en op slag was het gedaan met de
minne momenten.
Lanen zijn goed voor het gemoed. De bomen aan weerszijden
stippelen de weg uit en roepen zo een sfeer van zekerheid en veiligheid op. Hun
kruinen raken elkaar hoog boven ons en bieden bescherming tegen de elementen: als
het regent, word je hier niet drijfnat en blikkert de zon, dan vind je hier de
nodige schaduw. De bomen zelf wijzen de hoogte in, maar zorgen in gelid geplant
ook nog eens voor perspectief, wat ons gevoel voor esthetiek en voor
verhoudingen prikkelt. Behalve goed voor het gemoed zijn lanen ook feestjes
voor de zinnen.
Van Dale,
definieert een laan als ‘weg, aan beide zijden met een of meer rijen bomen
beplant, ook beschouwd als zeer geschikt om er te wandelen’. Dat is een fijne
verfijning, al zou ik er graag aan toevoegen ‘met een verloofde’ en ‘c.q. te
scootmobielen’.
Behalve om te wandelen (met of zonder en c.q.) is een laan
ook zeer geschikt om te wonen. Het zijn steevast de duurste straten van een
stad die zich met het achtervoegsel ‘ –laan’ mogen tooien. Als om er nog een
schepje op te doen, heten die lanen dan ook nog eens naar gevierde dichters of
exotische graven en prinsessen. Het toppunt van chic is het als men woont aan
de Parklaan, waarbij de luisterrijke sfeer van het park wordt verbonden aan de weelderigheid
van de laan. Waarbij trouwens opvalt dat men niet op of in, maar aan een laan woont: terzijde, achter een
zoom van beuken of platanen. En dat men behalve door ook langs een laan
kan wandelen. Want dat is waar Liesje Lotje leerde lopen: langs de lange lindenlaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten