Krantenberichtje. Een zestigjarige medewerker van een
Brabantse thuiszorgorganisatie is gearresteerd op verdenking van het seksueel
misbruiken van een cliënte. De man is de volgende dag om zes uur van zijn bed
gelicht en zit vast voor verhoor.
Het is een van de talloze misdrijven waar de media vol
van staan, maar het spreekt me aan omdat ik erover word gebeld door iemand die
de verdachte en het slachtoffer kent. Naarmate een gebeurtenis dichterbij komt,
wint ze nu eenmaal aan zeggingskracht. Als ik ook nog hoor dat beide
betrokkenen getrouwd zijn, stel ik me voor hoe het vreselijke voorval in beide
huishoudens zal zijn aangekomen. Als een plotse, verwoestende wervelstorm, denk
ik.
De dader en zijn vrouw zullen ’s ochtends zijn wakker gebeld
door de politie. Na een summiere verklaring wordt de man afgevoerd. In het
beste geval blijft er een agent, misschien agente, achter om te proberen de
totaal verbouwereerde vrouw uit te leggen dat haar man zich vergrepen heeft aan
een hulpeloze vrouw. Als de agent(e) vertrokken is, slaat de ontreddering pas
echt toe. Al tientallen jaren is ze samen met haar echtgenoot en nu komt ze
erachter waartoe hij in staat is en welke duistere krachten er diep in hem
gloeien. En de bange twijfel groeit of dit wel de enige casus is, óf de
onthulling van een macabere reeks gevallen van seksueel misbruik.
Het slachtoffer, toch al fysiek en psychisch vermoeid door
ziekte, is beland in de hel van de herinnering aan de brute aanslag op haar
lichamelijke integriteit en haar wezen. Bovendien ziet ze haar vertrouwen in
een hulpverlener afgestraft door zo ongeveer de laagste vorm van verraad
denkbaar. En haar echtgenoot, die al met een zieke vrouw tobde, krijgt nog eens
de dubbele last van haar verdriet en zijn woede om deze nieuwe slag te
verduren.
Op één middag zijn twee huishoudens in een diepe en
langdurige crisis gestort. Door een man die niet bestand bleek tegen driften
die niemand kende en die hij zelf misschien ook onderschatte. Je zult decades
met zo’n man geleefd hebben. Je zult als collega jaren met zo iemand hebben
samengewerkt of hem als zieke vertrouwd hebben en hem toegang hebben gegeven
tot je intimiteit. Het roept de vraag op, hoe goed we elkaar en onszelf eigenlijk
kennen. Het is een retorische vraag en ik wou dat ik er een optimistisch antwoord
op wist.