vrijdag 7 december 2012

Verloren onschuld


 
Het is nog maar net december en er ligt al een decimeter sneeuw. Het levert een plaatje op dat iedereen mooi vindt. Vanzelfsprekend is dat niet, want wit is eigenlijk maar een kleur van niks en al dat wit is ook nog eens eentonig – in die zin hebben de andere jaargetijden veel meer te bieden. Maar wit is ook een zinnebeeld van onschuld, onbedorvenheid, en daar zijn we, zondaars als we zijn, op een schuldbewuste manier gevoelig voor. 

Zelf vind ik al dat witte gewinter niet zo onschuldig, eerder een geval van verloren onschuld. Sinds de achteruitgang van mijn longen heb ik het niet meer zo op winters. Mijn luchtwegen, toch al uit vorm, krimpen door koude lucht zodat ik bij vorst liefst binnen blijf – een soort huisarrest, maar dan niet met een enkelbandje maar met een keelklem die reageert op ijzige temperaturen. 

Nou is dat ook weer niet héél sneu, want zulk weer houdt doorgaans maar kort aan. Sneuer vind ik eigenlijk dat ik het gevoel voor ‘winterpret’ kwijt ben. Sneeuwpoppen maken, ballen gooien, roetsjen over het ijs, uren wandelen door diepgevroren landschappen: het zijn beelden uit voorbije tijden, bijna andermans herinneringen, herinneringen aan de ander die ik was toen ik nog volop lucht had. 

Zo verkeert het in het leven: het plezier van vroeger verandert in de last van nu. Maar wat zou ‘t, er zijn ook mensen die een broertje dood hebben aan de zomerwarmte, en die zou ik veel noder missen dan de winterkou. En wat zou ‘t andermaal, want de kortste dag van het jaar komt er al aan en daarna reizen we alweer naar het voorjaar toe.