Een berichtje op pagina 19 van het ochtendblad, één
alinea lang. ‘De Sahel wacht een ramp van ongekende omvang. Dat vreest de Hoge Commissaris
voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. Honger, politieke en
maatschappelijke wanorde en de aanwezigheid van honderdduizenden vluchtelingen
vormen volgens Antonio Guterres een levensgevaarlijk mengsel. Voor achttien
miljoen mensen dreigen volgens de VN honger en ondervoeding.’
De alinea zorgt voor een déjà vu. Op een zomerdag in 1985
opent hoofdredacteur Joop Swart de redactievergadering van weekblad De Tijd.
Hij steekt een krantenknipsel in de lucht, een kort bericht over een dreigende
ramp in Soedan, waar voor miljoenen inwoners en vluchtelingen honger en
ondervoeding dreigen. We hadden net Live Aid beleefd, het gigantische
benefietconcert voor hongerend Ethiopië, het buurland van Soedan. Ik hoor het
Joop Swart nóg zeggen: “De BBC heeft de ramp van Ethiopië ontdekt, De Tijd moet
de hongersnood van Soedan gaan ontdekken.”
Zo werden fotograaf Jos Lammers en ik naar Khartoem
gestuurd. Twee weken lang verzamelden we impressies en feiten over de
voedselcrisis van Soedan, veroorzaakt door langdurige droogte,
vluchtelingenstromen vanuit de naburige oorlogsregio’s Tsjaad en Ethiopië,
lokale overbevolking en wanbeleid.
Het werd een verbijsterende tocht langs hongerende
Afrikanen, heroïsche artsen, kritische diplomaten en rare hulpbobo’s. De ene
dag stond ik in een heet, stoffig kamp tussen rochelende kinderen met oedeem en
haveloze ouders die nog enkel leken te bestaan uit huid en gebeente en holle
ogen die de woestijn van de honger instaarden. De andere dag trof ik in Khartoem
een Deense information delegate van
een hulporganisatie, gehuld in donker kostuum met stropdas, die stralend van
succes vertelde dat hij net terug was van een chic diner dansant met een
Saoedi-Arabische zusterorganisatie. “Onze betrekkingen zijn aanzienlijk
verbeterd,” zei hij stralend. “Vandaag ben ik mijn salaris meer dan waard
geweest.”
Weer thuis, begon ik te tikken met alle energie die ik
kon vinden – dat was ik verplicht aan die mensen in die ellendige
woestijnkampen. Het slot: ‘Vier takken, een paar gescheurde doeken, een plekje
schaduw als enig bezit. Geen huis, geen werk, geen toekomst. Een lege maag, een
ziek kind, een plekje schaduw in een vergeten woestenij. Eeuwen van stilte.’
Met een ellenlange tekst en tientallen indringende foto’s
gingen Jos Lammers en ik naar de redactie. “Coverstory, zestien pagina’s,” zei
Joop Swart resoluut. Commercieel niet verantwoord, vond de marketingafdeling.
Maar journalistiek hoogst verantwoord, vond Swart.
We zijn inmiddels een kwart eeuw verder. Wéér zo’n
krantenbericht over honger in Afrika. Maar nu zal er geen Live Aid komen en
evenmin zal een blad er zestien pagina’s aan wijden. Ellende in de derde
wereld: we weten het onderhand wel. Denken we.