Het kan aan mij liggen, maar de laatste tijd vind ik
mannen zo raar. Sterker nog: het zal
wel aan mij liggen. In verband met fysiek malheur ben ik namelijk aangewezen op
een hormoonmedicijn dat onmiskenbaar invloed heeft op mijn kijk op
mannelijkheid.
Het is een gevaarlijk goedje, dat hormoonpreparaat.
Volgens de bijsluiter kan het zorgen voor minder libido, vermoeidheid,
opvliegers, hartritmestoringen, botontkalking, apathie en neerslachtigheid. Het
middel onderdrukt testosteron, en omdat dat het voedsel van de lust, de kracht
en de wil tot presteren is, kan een blokkade ervan een man danig uit zijn doen
brengen. De schrijvende arts Ivan Wolffers, die lange tijd hormooninjecties
tegen zijn prostaatkanker kreeg, stelde indertijd vast dat hij zichzelf niet
meer herkende: ‘Er loopt iemand met mijn paspoort rond, maar ik ben het niet.’
In wezen verwerpelijk, zo’n medicijn dat niet alleen je
lichaam maar ook je geest beïnvloedt. In mijn geval zijn de bijwerkingen
gelukkig beperkt, zodat ik wel nog in de pas loop met mijn paspoort. Wel is
mijn kijk op typische testosteronproducten als lust, kracht en prestatiedrift gaan
kantelen. Ik heb meer oog gekregen voor de banale kanten ervan.
Dankzij de Olympische Spelen worden de schoonheid en
aantrekkelijkheid van spierbeheersing en wilskracht dagelijks breed uitgemeten
en daar kan ik me helemaal in vinden. Maar tegelijkertijd roept de
werkelijkheid van de straat een mengeling van afkeer en meewarigheid in me op.
Al die onnatuurlijke lijven van kerels met een abonnement op de sportschool,
bij voorkeur opgetuigd met tattoos die hun stoerheid moeten ondersteunen:
misvorming uitgelegd als machismo. Puberjongens die indruk proberen te maken
door te lopen als cowboys die net van het paard zijn gestapt. Bulderende mannen
die doen alsof het volume van een stem gelijke tred houdt met het belang van de
mededeling. En wie van zichzelf geen Rambo weet te maken, die legt zich toe op spierballentaal
in de trant van ‘ik zal jou eens vertellen hoe het zit’. Allemaal poeha in
plaats van esprit.
Voor de drift tot presteren moet je ook oppassen. Die
komt goed van pas aan de rekstok en op het sportveld, maar heeft ook tot de
grootste ongelukken uit de wereldgeschiedenis geleid. Er zou een belangwekkend
standaardwerk zijn te schrijven over de relatie tussen de geldingsdrang van
topmannen en oorlogen, coups en bouwkundige fiasco’s. Ook in het dagelijkse
leven is hanigheid stomvervelend, variërend van de geheven middelvinger in het
verkeer tot het snoevende vertoon van een overbetaalde gladjanus. Of dik doen
met auto’s en liefst rond ronken in een SUV met veel chroom of anders maar een
dubbele uitlaat onder het derdehandsje monteren. Het komt voort uit de
mannelijke oerdrang de grootste te zijn, zo niet de grootste te hebben.
En neem de man en zijn lust. Elke vrouw – nu ja, bijna
elke vrouw – kan ervan meepraten hoe ergerlijk het is om allereerst als
seksobject te worden bekeken en dan pas als persoon. Op jochies en hoogbejaarden
na, zijn mannen doorgaans zo geobsedeerd door hun libido, dat ze seks, toch
eigenlijk de hoofdprijs, banaliseren tot koopwaar van de kiloknaller.
Ik mag het zeggen, want ik heb vaak genoeg in mezelf de
klassieke reu herkend. De hormoonspuit heeft die reu manieren geleerd. Ik vind
erotiek onverminderd aantrekkelijk, maar heb een weerzin gekregen tegen de ordinaire
versies waarin die vaak wordt opgediend, de hele en halve porno, de siliconen,
het gespuit en geslik. Wat ik altijd wel herkende maar me nooit echt stoorde, vind ik nu stuitend:
de nep, de clichés, het gebrek aan raffinement, de trivialiteit, de industrialisatie
van intimiteit. Een keurige afkeer die me zelf een beetje verwondert.
Wel zo rustig, die nieuwe kijk. Dus,
heren, ik zou de hormooninjectie bijna aanbevelen. Bijna.