Nu ga ik toch al een hele poos mee,
maar nog steeds heb ik mezelf niet helemaal door. Zo overschat ik mezelf nog
regelmatig. Dan heb ik het niet alleen over mijn fantastische literaire
kwaliteiten – gisteren verkeek ik me weer eens op mijn fysieke vermogens.
Dat die niet overhouden, weet
ik wel: bijwerking van een paar chronische euvels en de medicijnen daarvoor. Inspannen
wordt moeilijker als de krachten afnemen, ervaar ik dagelijks. Een deuk slaan
in een pakje zachte boter lukt nog nèt, twee deuken wordt al lastiger.
Maar de meubels in de woonkamer
verzetten, dat zou ik toch nog wel kunnen, dacht ik. Letten op mijn adem,
tillen vanuit de benen en hoppa. Niet dus. Wat ik ook probeerde, ik kreeg de bank
amper van de grond. Laat mij maar, gebaarde mijn vrouw; ze zette haar tanden op
elkaar, wierp een vlammende blik op de bank en sjorde aan het meubel totdat het
stond waar we het wilde hebben. “You
Tarzan, me Jane,” mompelde ik.
Een lach om een traan te
voorkomen: in moeilijke situaties kan humor een handje helpen. Zoals onlangs,
toen ik met mijn broer, die nog niet zo lang geleden een been verloor, ervaringen
op de scootmobiel uitwisselde. Ik zei dat op een scoot bij slecht weer de
kou zo in je benen trok. Hij, droog: “Ik weet zeker dat ik daar 50 procent
minder last van heb dan jij.” We grinnikten, blij dat we konden lachen om zijn verloren
been. Zo hielp de Jane in me te lachen om de verloren Tarzan.
Grappen raken het meest als ze
ons ergens op betrappen, een zwakke plek, een verzwegen vraag, een onzekerheid,
een taboe, iets waar we niet gemakkelijk over praten, zodat een lach bevrijdend
kan werken. Ik heb het er niet graag over hoe mijn medisch gedoe gestel en
gemoed belaagt, dus wanneer de lach me een ventiel aanreikt, lucht dat wel op. Het
is als een zonnestraal die door een wolkenlucht prikt: een opklaring.
Neemt niet weg dat het nooit went, zo’n
confrontatie met beperkingen en onmogelijkheden. Het was maar goed dat ik na
het gehannes met de zwaartekracht naar buiten kon om me te laven aan andere
natuurkrachten die de bomen het blad teruggaven en miljoenen bermbloemen lieten
bloeien en de lange jonge twijgen van de
wilgen lieten dansen in de wind. De natuur, dacht ik, went ook nooit.
in al zijn hardheid ook gevoeld dat lachen ook huilen is. mooi geschreven Matt.
BeantwoordenVerwijderen