Daar zaten we dan, vijftig
mannen van boven de vijftig met allemaal hetzelfde probleem: prostaatkanker. Plus
een aantal echtgenotes die indirect met hetzelfde euvel kampten. Er was maar
één aanwezige zonder die kanker en dat was de spreker, dr. Laurent Fossion, uroloog/oncoloog,
gespecialiseerd in prostaatoperaties.
Ondersteund door een
powerpointpresentatie gaf hij een exposé over de wijze waarop zijn ziekenhuis,
het Máxima Medisch Centrum, de prostaatzorg had georganiseerd. Het leverde een
geruststellend beeld op van moderniteit, kwaliteit en deskundigheid. Terwijl ik
de passerende cijfers en beelden in me opnam, realiseerde ik me dat het zaaltje
vol zat met de hoogstpersoonlijke ervaringen achter al die data, met de schok
van de diagnose, de krater van onzekerheid, de angst, het verdriet, de aanhoudende
onrust.
Rond deze tijd, vijf jaar
geleden, werkte ik aan een egodocument voor het kerstnummer van HP/De Tijd, over hoe ik die zomer door
prostaatkanker was overvallen. Het begon met onduidelijke klachten in, zeg
maar, het vooronder. Het ging verder met een toucher en een dozijn biopten. En
het mondde uit in de gevreesde diagnose: foute boel. Een paar weken later sneed
genoemde dr. Fossion de foute boel uit mijn lichaam. Althans grotendeels – er bleken
er een paar lymfeklieren besmet. Ik was behandeld maar niet genezen.
Over het vervolg konden de vijftig
mannen in het zaaltje meepraten. De bijkomende schade van de operatieve prostaatverwijdering.
De effecten van de hormoonkuren die de resterende kankercellen koest moesten
houden. Zien te leven met ongemakken, beperkingen en verlies. Zien te overleven,
van controle naar controle. Zien goede moed te houden. Bijvoorbeeld door
inspiratie op te doen in gesprekken met lotgenoten. Want een aantal van de aanwezigen
in het zaaltje kende ik al van maandelijkse bijeenkomsten in De Eik, een
Eindhoven inloophuis voor mensen met kanker en hun naasten. Dat waren vaak mooie
sessies. De één leefde al twaalf jaar op hormonen, de ander had goede
ervaringen met een nieuw medicijn, een derde tipte een bijzondere specialist, een
vierde was blij zijn verhaal eens kwijt te kunnen en weer een ander kwam voor
het eerst en laafde zich aan alle nieuws.
In de pauze begroetten
kennissen elkaar. “Leuk dat je er ook bent,” zei iemand me, “alles goed?” Ik knikte:
“Het meeste wel.”
als ik dit zo lees en tevens terug kijk naar mijn eerdere gedachten , dan vraag ik mij af wie nu eigelijk geholpen is met één expertise centrum ? mooi verwoordt Matt, zat tijdens de lezing al met waterlanders maar voel die nu duidelijk ook. lieve groet voor jullie van ons.
BeantwoordenVerwijderen