vrijdag 15 juli 2016

Hemelpost voor Jan Stassen

(De kerstnummers van HP/De Tijd kennen een mooie rubriek, Hemelpost, die bestaat uit brieven aan prominente overledenen. Een jaar geleden, 16 juli 2015, stierf mijn vriend en collega Jan Stassen. Hoewel ik mijn twijfels heb over de bezorging, stuur ik Jan een Hemelpost.)


Bovenstebeste Jan,
Ik heb het woord ‘bovenstebeste’ nog niet opgeschreven of er rijst al een vraag op: ben je eigenlijk wel ‘boven’? De doden zijn niet meer onder ons, maar zijn ze daarom automatisch boven? Ik zou het wel een prettig idee vinden, jij in de hemel, voorgoed in de wolken, verenigd met de tallozen die daar al eerder arriveerden. Mulisch al gezien, of heeft die het hiernamaals nog niet ontdekt? Johnny Cash al opgezocht? Of ging je eerst bij Rudolf Hagenaar langs om te zien of die nog nieuw werk heeft gemaakt?
Ik ben bang dat die hemel een weliswaar prettig, maar romantisch idee is, een fictie, verzonnen om ons te verzoenen met het onze eindigheid en het gemis van onze ontslapen dierbaren. Je leeft niet meer, Jan, niet hier, niet elders, je bent vertrokken naar waar je ooit vandaan kwam, die contreien van nog niet of niet meer bestaan, waar we niets van weten behalve dat het er erg nevelig is en dat er heel vreemde klanken klinken.
Voor iemand die er niet meer is, ben je toch nog best vaak langsgekomen. In mijn gedachten dan. Afgelopen jaar doemden er regelmatig beelden op van dat curieuze huis in de Amsterdamse Quellijnstraat, door jou eigenhandig gestript en wederopgebouwd. Jij aan die grote witte eettafel waar meer werd gedronken, gerookt, geblowd, gefilosofeerd en gelachen dan gegeten. Hoe kleiner de uurtjes, hoe groter de woorden. En toch pasten ze nog op de bierviltjes waar jij de vondsten op noteerde die in een van je volgende romans zouden prijken.

Van die romans kwam het niet meer. Wel van andere grote projecten. Een nieuw huis, een nieuwe stad, nieuw werk. Zo deed je de eindredactie van mijn boek over de herontwikkeling van het industriĆ«le erfgoed Strijp S. Je was bijna net zo trots op het boek als ik. Bij de presentatie stond je een beetje achteraf met een biertje aan een hangtafel te grijnzen. Fotograaf Piet den Blanken vond het een mooi tafereel en legde het vast. “Jan ten voeten uit,” vond Jans lief Puk, blij met de foto. Ik ook. En blij dat ik Jan heb gekend.

2 opmerkingen:

  1. Ach, die lieve praatjesmaker met dat kleine hartje. Hij gaf mij voordat hij mijn plaats innam op de eindredactie van HP, zoals ik tien jaar eerder hem was opgevolgd, een exemplaar van zijn levenswerk, dat mooie boek over Rudolf Hagenaar. Het heeft een speciaal plaatsje in mijn boekenkamer.

    BeantwoordenVerwijderen