Aan alles komt een eind, zeggen ze. Maar ze zeggen zovéél.
Kwam er bijvoorbeeld maar eens een eind aan dat gedoe met mijn longen. Dat ik
op een dag kon zeggen dat ik het welletjes was en dat ik gewoon ophield met dat
eeuwige gehijg en dat ik dan ineens af was van mijn COPD. Vingerknip, klaar,
over. Gewoon weer de trap op rennen en een eind fietsen en een boswandeling
maken en al die gewone dingen waarvoor je gewone longen moet hebben.
Maar niet aan alles komt een eind. Gedoe heeft de neiging te
blijven.
Vanochtend werd ik,
vroeger dan ik van plan was, wakker van mezelf. Een langgerekte medicinale
opvlieger, gecombineerd met nijpende benauwdheid. Overeind, benen uit bed,
ademoefeningen. Weer gaan liggen, opnieuw dat klamme hoofd, weer die ademnood. Nog
een keer overeind, benen uit bed, ademoefeningen. Het scheelde amper. Dan maar
opstaan, geconcentreerd inhalaties nemen, twee keer de ene, vier keer de andere
puffer. Dat hielp.
Ik zette koffie, nam plaats aan tafel en staarde naar buiten.
De ochtendzon danste tussen de bladeren van de notenboom. Gewoonlijk had ik
daar plezier in omdat het bekoorlijk was en een mooie dag beloofde, maar nu
voelde ik me terneergeslagen. Bij het opstaan al de adem kwijt, van niets
doodmoe, en er wachtte nog een dag vol moeite en moeilijks, net als gisteren en
net als morgen. Houd daar maar eens goede moed bij. Ik had geen goede moed,
alleen mismoed.
Ik deed de dingen die ik me voor vanochtend had voorgenomen
en haalde toen Zoef d’n Twidde, mijn nieuwe scootmobiel, van stal. Die stond al
trappelend en snuivend op me te wachten. Een paar dagen geleden had ik een geweldig
fietspad ontdekt dat kilometers lang door bossen en langs vennen voerde. Misschien
dat het hielp tegen de blues van vandaag, al had ik er een hard hoofd in.
Een half uur later zoefde Zoef d'n Twidde het bospad op. Langs het pad waren klaprozen gezaaid en die stonden in volle bloei, een miljoen zowat, een lange sliert rode vlekjes in het groen, een vrolijke boel die een applausje verdiende. Vandaar natuurlijk dat ze ‘klaprozen’ heetten.
Het was alsof
iemand een schakelaar omdraaide, want mijn somberheid waaide weg, tussen de
bomen door en over de vennen heen. Ik kreeg zelfs de neiging te neuriën; dat leek
me echter wat overdreven. Enfin, zo liep het allemaal toch nog goed af. Vandaag dan
toch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten