Foto: Jos Lammers
Het is eind juli. Hoogzomer. De stranden zijn gevuld met
vakantiegangers. Ze liggen roerloos op een doek te stoven in de zon, wandelen
langs de waterlijn, laten vliegers op, spelen met hun kinderen, zoeken mooie en
nog mooiere schelpen, drinken een Campari op een terras, strelen elkaar,
vervelen elkaar, vertellen verhalen, geeuwen, schreeuwen en lachen: ze hebben
het druk met weinig. Het is ook druk
op de stranden van de zomer. Het wemelt van het leven en de mensen.
Aan de muur links van mijn bureau hangt een foto van een
winterstrand. Het volkomen tegendeel van het zomerstrand. Het is een plaat van
Jos Lammers, de fotograaf met wie ik door heel Europa zwierf om reisverhalen op
te doen. Ze lagen overal, die verhalen, in de paleizen van de regenten en in de
sloppen van de paupers, in kroegen, op partijkantoren, in kerken, op boulevards,
in stegen en heel vaak op pleinen. Eens wilden we proberen of er ook woorden en
beelden te vinden waren op plekken waar weinig tot niets gebeurde. Zo raakten
we op een koude dag een eeuw geleden verzeild in Knokke, ’s zomers een beetje
voorname badplaats aan de Noordzee, maar ’s winters uitgestorven, op het
hallucinante af.
Op de zeeboulevard was amper een mens te zien. Kilometers lang
waren de rolluiken geloken, winkels hadden hun ramen witgekalkt, hotels lakens
voor de ruiten gehangen. Tot achttienhoog rees de leegstand op, hologig en
donker. Helemaal stil was het niet: duizenden meeuwen hadden de kuststad
overgenomen, hielden klapwiekend de wacht op lantaarnpalen of zaten schaterend te
vergaderen op het wegdek. Op het strand stond op een afrastering geschreven: Als een dwaas / hou ik van jou / als nooit
tevoren. Laatste getuigenis van de zomer die hier toch ooit gewoed moest
hebben.
De drukte van de zomerstranden mijd ik al jaren. Het is me
er te rumoerig en te vlezig en het ruikt ook altijd zo naar snackbar en drogist.
De betovering van weidsheid, wind en het ruisen van de golven gaat teloor in geluiden,
geuren en gekrioel. Op een strand droom ik anderen liefst weg om de horizon en
de elementen helemaal voor mezelf te hebben. Maar het doodstille winterstrand
van Knokke met zijn muur van lege appartementen en logementen deed juist weer
naar de zomer verlangen, naar leven, kinderstemmen, flaneurs, zonnebrillen,
bikini’s, ijsjesverkopers, de kleurige zeilen van surfers.
Dort wo du nicht bist,
ist das Glück, heette het al in Schuberts lied Der Wanderer. Ik ben eigenlijk een verstokte romanticus. Maar wat
zou het – als we de romantiek niet hadden, moesten we haar uitvinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten