zaterdag 30 juli 2016

Als we de romantiek niet hadden, moesten we haar uitvinden

Foto: Jos Lammers

Het is eind juli. Hoogzomer. De stranden zijn gevuld met vakantiegangers. Ze liggen roerloos op een doek te stoven in de zon, wandelen langs de waterlijn, laten vliegers op, spelen met hun kinderen, zoeken mooie en nog mooiere schelpen, drinken een Campari op een terras, strelen elkaar, vervelen elkaar, vertellen verhalen, geeuwen, schreeuwen en lachen: ze hebben het druk met weinig. Het is ook druk op de stranden van de zomer. Het wemelt van het leven en de mensen.

Aan de muur links van mijn bureau hangt een foto van een winterstrand. Het volkomen tegendeel van het zomerstrand. Het is een plaat van Jos Lammers, de fotograaf met wie ik door heel Europa zwierf om reisverhalen op te doen. Ze lagen overal, die verhalen, in de paleizen van de regenten en in de sloppen van de paupers, in kroegen, op partijkantoren, in kerken, op boulevards, in stegen en heel vaak op pleinen. Eens wilden we proberen of er ook woorden en beelden te vinden waren op plekken waar weinig tot niets gebeurde. Zo raakten we op een koude dag een eeuw geleden verzeild in Knokke, ’s zomers een beetje voorname badplaats aan de Noordzee, maar ’s winters uitgestorven, op het hallucinante af.

Op de zeeboulevard was amper een mens te zien. Kilometers lang waren de rolluiken geloken, winkels hadden hun ramen witgekalkt, hotels lakens voor de ruiten gehangen. Tot achttienhoog rees de leegstand op, hologig en donker. Helemaal stil was het niet: duizenden meeuwen hadden de kuststad overgenomen, hielden klapwiekend de wacht op lantaarnpalen of zaten schaterend te vergaderen op het wegdek. Op het strand stond op een afrastering geschreven: Als een dwaas / hou ik van jou / als nooit tevoren. Laatste getuigenis van de zomer die hier toch ooit gewoed moest hebben.

De drukte van de zomerstranden mijd ik al jaren. Het is me er te rumoerig en te vlezig en het ruikt ook altijd zo naar snackbar en drogist. De betovering van weidsheid, wind en het ruisen van de golven gaat teloor in geluiden, geuren en gekrioel. Op een strand droom ik anderen liefst weg om de horizon en de elementen helemaal voor mezelf te hebben. Maar het doodstille winterstrand van Knokke met zijn muur van lege appartementen en logementen deed juist weer naar de zomer verlangen, naar leven, kinderstemmen, flaneurs, zonnebrillen, bikini’s, ijsjesverkopers, de kleurige zeilen van surfers.


Dort wo du nicht bist, ist das Glück, heette het al in Schuberts lied Der Wanderer. Ik ben eigenlijk een verstokte romanticus. Maar wat zou het – als we de romantiek niet hadden, moesten we haar uitvinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten