Kerst voorbij, Oud&Nieuw in aantocht. Of ik nog goede
voornemens heb, vraagt iemand. Ja, ik was eigenlijk van plan een stukje dat ik drie jaar geleden voor HP/De Tijd schreef nog eens op deze plek
te posten. Toen betoogde ik dat je je maar het beste kunt voornemen je niets
voor te nemen omdat de toekomst toch zijn eigen plan trekt. Maar nu ik dat stukje
herlees, doemt er toch een nuance op.
Als je iets grilligs onder de leden hebt, wordt je dag van
morgen ook onberekenbaar. Voor gezonde mensen heeft de toekomst iets
vanzelfsprekends. Het is de ruimte van je plannen, je hoop en je nieuwe kansen:
een rijk zonder grenzen waar altijd de zon schijnt. Straks, volgend jaar, later,
ooit, als ik meer tijd heb, als de hypotheek is afbetaald, dán ga ik veel
reizen / leer ik beeldhouwen in marmer / zet ik me in voor Natuurmonumenten.
Een stille voorwaarde voor zulke dromen is dat je er vitaal
genoeg voor bent en naar het zich laat aanzien zult blijven. Met een wankele
gezondheid wordt de toekomst echter twijfelachtiger. Is zo’n verre reis of zo’n
groot project nog wel haalbaar? Liggen er in dat Land van Straks niet allerlei
frustraties en onmogelijkheden te wachten? Leef je dan eigenlijk nog wel?
Het is natuurlijk eigen aan de toekomst dat ze onzeker is,
maar voor mensen met een moeilijk medisch dossier geldt dat in het kwadraat. Zelf
heb ik de laatste jaren genoeg obstakels op mijn weg gekregen om te beseffen hoe
ongewis het parcours van het leven is. Achter elke bocht kan een valkuil schuilen.
Of een ravijn. En het mist er vaak.
Wie goede voornemens maakt, houdt zichzelf dus voor de gek.
Zou je zeggen. Toch spreekt het me aan, tegen het einde van het jaar even stil
te staan bij het verglijden van de tijd en de hoop die het nieuwe altijd biedt.
Hoop heeft nog geen last van desillusies. Hoop wil het beste en het mooiste en
het liefste. Hoop is een krachtbron die het altijd en eeuwig doet. Ik blijf dus maar eens
flink hopen komend jaar. Toch nog een goed voornemen. Het enige.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten