Op zoek naar een oude foto kom ik de ene na de andere
herinnering tegen. Het is een probate manier om in een melancholieke bui te
raken. Zoon toen hij zoontje was, met trotse grootvader. Dochter toen ze nog op
schoot kroop. Hond met baas en hangmat. Op reportage in de tropen.
Naar die laatste foto kan ik blijven kijken. Het betreft
een opname uit 1986, gemaakt door een collega met wie ik op reis was in
Suriname, toen dat land in een oorlog met Ronnie Brunswijk was verwikkeld. De
foto legde onverdunde journalistieke romantiek vast. Uw verslaggever is
vereeuwigd op het balkonnetje van zijn shabby hotel, terwijl hij op een
geleende, half functionerende typemachine aan zijn reportage tikt. Het apparaat
staat op een gebloemd kleedje, naast een halfleeg heupflesje whisky. Ter
vervolmaking van het tafereel houdt de reporter een sigaret tussen de lippen
geklemd en staart hij op zoek naar inspiratie peinzend in de verte. Op de stoep
onder het balkon zien we nog een paar luchtig geklede vrouwen van luchtige
zeden.
De reportage ‘Oorlog aan de Marowijne’ zit nog in mijn
archief. Het hotel heette le Toucan,
lees ik terug. Mijn kamer kende zeven verschoten tropenkolderkleuren. Het
meubilair kreunde zacht, uit het plafond dwarrelden ondefinieerbare stofjes,
het verval was meeslepend. Groezelige logementen, hoeren, drank, sigaretten, tropenhitte
en schrijverij: zo had ik me het journalistieke ambacht ooit gedroomd, en hier leek
die droom uit te komen.
Vanuit St. Laurent, een dorp op de grens tussen Suriname
en Frans Guyana, trokken we met een langgerekte korjaal over de Marowijne naar
Langatabbetje, waar Brunswijk en zijn guerrillero’s hun hoofdkwartier hadden.
Vanuit de jungle die de rivier omzoomde, schreeuwden apen en exotische vogels ons
toe. Na een paar kleine, kolkende watervallen kwam er een controle door jonge
schildwachten met eenvoudig geweren, dan volgden er weer kilometers
oerwoudidylle.
Tot we in Langatabbetje arriveerden en daar meteen een Franse
arts ontmoetten met gruwelverhalen over een slachtpartij door Bouterse met
achttien dodelijke slachtoffers, onder wie moeders en baby’s. Ook troffen we
een jongetje, Johnny Delano, dat de afrekening overleefde, maar er een door
kogels verbrijzelde voet aan overhield. Hij vertelde hoe de soldaten zijn vader
en moeder en doodschoten. Zijn stem haperde door de morfine, die de pijn
verdreef, maar niet het verdriet dat zijn ogen vulde. Toen was het wel even
gedaan met de idylles en de romantiek.
Na gesprekken met Brunswijk en zijn getrouwen wenkte de
Marowijne weer. Onderweg dienden zich goudzoekers aan die rivierzand zeefden op
zoek naar edelmetaal. Roofvogels cirkelden klapwiekend over de groene
wildernis. De esthetiek van de natuur drong de lelijke oorlogsverhalen naar de
achtergrond.
Terug in St. Laurent trof ik een fotograaf van een
Amerikaans persagentschap. Of er nog iets bijzonders was gebeurd. Ik mompelde
iets over achttien dode burgers. Hij haalde de schouders op. “Weinig dus. En ’s
nachts valt er hier natuurlijk ook niets te beleven?”
Foto: Rob Ruggenberg
Foto: Rob Ruggenberg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten