maandag 5 januari 2015

Hoeren, drank, tropenhitte en schrijverij

Op zoek naar een oude foto kom ik de ene na de andere herinnering tegen. Het is een probate manier om in een melancholieke bui te raken. Zoon toen hij zoontje was, met trotse grootvader. Dochter toen ze nog op schoot kroop. Hond met baas en hangmat. Op reportage in de tropen.

Naar die laatste foto kan ik blijven kijken. Het betreft een opname uit 1986, gemaakt door een collega met wie ik op reis was in Suriname, toen dat land in een oorlog met Ronnie Brunswijk was verwikkeld. De foto legde onverdunde journalistieke romantiek vast. Uw verslaggever is vereeuwigd op het balkonnetje van zijn shabby hotel, terwijl hij op een geleende, half functionerende typemachine aan zijn reportage tikt. Het apparaat staat op een gebloemd kleedje, naast een halfleeg heupflesje whisky. Ter vervolmaking van het tafereel houdt de reporter een sigaret tussen de lippen geklemd en staart hij op zoek naar inspiratie peinzend in de verte. Op de stoep onder het balkon zien we nog een paar luchtig geklede vrouwen van luchtige zeden.

De reportage ‘Oorlog aan de Marowijne’ zit nog in mijn archief. Het hotel heette le Toucan, lees ik terug. Mijn kamer kende zeven verschoten tropenkolderkleuren. Het meubilair kreunde zacht, uit het plafond dwarrelden ondefinieerbare stofjes, het verval was meeslepend. Groezelige logementen, hoeren, drank, sigaretten, tropenhitte en schrijverij: zo had ik me het journalistieke ambacht ooit gedroomd, en hier leek die droom uit te komen.

Vanuit St. Laurent, een dorp op de grens tussen Suriname en Frans Guyana, trokken we met een langgerekte korjaal over de Marowijne naar Langatabbetje, waar Brunswijk en zijn guerrillero’s hun hoofdkwartier hadden. Vanuit de jungle die de rivier omzoomde, schreeuwden apen en exotische vogels ons toe. Na een paar kleine, kolkende watervallen kwam er een controle door jonge schildwachten met eenvoudig geweren, dan volgden er weer kilometers oerwoudidylle.

Tot we in Langatabbetje arriveerden en daar meteen een Franse arts ontmoetten met gruwelverhalen over een slachtpartij door Bouterse met achttien dodelijke slachtoffers, onder wie moeders en baby’s. Ook troffen we een jongetje, Johnny Delano, dat de afrekening overleefde, maar er een door kogels verbrijzelde voet aan overhield. Hij vertelde hoe de soldaten zijn vader en moeder en doodschoten. Zijn stem haperde door de morfine, die de pijn verdreef, maar niet het verdriet dat zijn ogen vulde. Toen was het wel even gedaan met de idylles en de romantiek.

Na gesprekken met Brunswijk en zijn getrouwen wenkte de Marowijne weer. Onderweg dienden zich goudzoekers aan die rivierzand zeefden op zoek naar edelmetaal. Roofvogels cirkelden klapwiekend over de groene wildernis. De esthetiek van de natuur drong de lelijke oorlogsverhalen naar de achtergrond.

Terug in St. Laurent trof ik een fotograaf van een Amerikaans persagentschap. Of er nog iets bijzonders was gebeurd. Ik mompelde iets over achttien dode burgers. Hij haalde de schouders op. “Weinig dus. En ’s nachts valt er hier natuurlijk ook niets te beleven?”

Foto: Rob Ruggenberg





Geen opmerkingen:

Een reactie posten