Bij de fitness, gisteren, zag ik mijn naam op de kalender
staan. Inderdaad, bijna jarig, weer een jaar verder op de weg van de wieg naar
de eeuwen der eeuwen.
Hoe vaak ik het ook doe, verjaren went nooit. Elke keer
weer welt er een lichte melancholie in me op, een besef van voorbijgang en vergankelijkheid,
dat niet zozeer heimwee is, maar eerder een notie van eindigheid en
relativiteit. Het besef dat we elke ochtend trouwhartig beginnen aan een dag
die morgen alweer gisteren heet en wegglijdt in vage herinnering of vergetelheid.
Het besef dat de toekomst gestaag terrein verliest aan het verleden, tot de zandloper
van het leven klaar is.
Doorgaans is dat besef niet zo concreet, niet erg
bedreigend, het is een besef in de verte, waar de toekomst zich gewoonlijk
ophoudt. We zien wel, luidt de zorgeloze instelling waarmee we ons gewoonlijk
zich door de tijd slaan; die zandloper van het leven heeft nog geen haast, morgen
weer een dag, de toekomst is eindeloos. Tot er op een kwade dag een dokter langskomt
met scans en diagnoses die een streep door de rekening halen. Ai meneer. Uw
longen. Uw vaten. Uw prostaat. Helaas.
Sinds ik ook van zulke diagnoses kreeg, kijk ik anders
naar mijn verjaardag. De melancholie over de verglijdende tijd heeft gezelschap
gekregen van een gevoel voor de urgentie van vandaag. De toekomst is niet meer
het eindeloze reservoir waarvoor ik haar vroeger hield, maar het onzekere avontuur
dat ze in feite altijd al was. Daarom is het meer dan ooit zaak, in het nu te
leven en de kansen van het moment te benutten. Dus hiep hiep: die verjaardag
van mij ligt nog een paar dagen weg, maar ik denk ik dat ik ‘m nu al ga vieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten