Mijn
eerste week in revalidatiecentrum Blixembosch ligt alweer achter me. Ik begin
te wennen aan de ritmes, de regels, de eigen geluiden en de vaste gezichten.
Aan de norse Russin met haarjoggingpakken in vijf pasteltinten, die bij elke
maaltijd de verste hoek van de gezamenlijke eetkamer uitkiest om daar traag en
lusteloos haar vitaminen weg te werken. Aan de voormalige kroegbaas die niet
tegen stilte kan en altijd en overal muziek wil horen of gesprekken aanknoopt.
Aan de routinier die alle geheimen van de instelling kent en ze gevraagd en
ongevraagd met iedereen deelt. Aan de noviet die nog niet met zijn rolstoel uit
de voeten kan en voortdurend tegen muren, tafels en benen aanrijdt en dan
verontschuldigend ‘zes’ of ‘tien, ‘nee: achttien’ zegt, want hij heeft
hersenletsel en kan bijna niet meer praten.
Ik
scharrel wat rond tussen wacht- en oefenruimtes, sjor aan spieren, hap naar
lucht, doe nog een rondje, strek acht keer, buig acht keer, sta op en val neer,
doodop en verbaasd hoe weinig er van spieren overblijft na een paar weken ziekte
en bedrust.
De
lange gangen naar de diverse behandelaars hangen vol producten van teken- en
schildercursussen. Daaronder prijken opvallend veel sporttaferelen, alsof de
deelnemers steeds weer hun dromen uitbeeldden. Even verderop een prikbord met
een oproep om mee te doen aan ‘ampuvoetbal’; het betrokken clubje heet ‘kort
maar krachtig’.
Zo
zwerf ik wat rond, tot ik terugkeer op mijn afdeling en vanuit de kamer naast
de mijne een vrouw hoor huilen. Nee, het is geen huilen, het is een klaagzang,
een jammeren dat van diep komt en van geen troost wil weten en zo pijnlijk
klinkt dat het bijna niet om aan te horen is. “Wil je dan niet meer beter
worden?” hoor ik een mannenstem retorisch vragen. Een nieuwe uithaal is het
antwoord
Zó dus kan het lot klinken, rauw en gewond en
gespeend van elke gêne. In de aangrenzende kamers is het stil, daar liggen
woordenloze verhalen over hoe het leven zijn loop ging en zich niets gelegen
liet liggen aan plannen en verwachtingen. Die ene snijdende tristeza uit de naburige
kamer balt al die grote en kleine teleurstellingen even samen. Één moment maar,
dan klinkt er getrippel van kindervoetjes, gevolgd door hoge lachjes. Bezoekuur.
Het tijdstip waarop verleden en toekomst proberen samen te smelten. Hoop en
wanhoop: het zijn allebei scènes uit Blixembosch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten