Het
mooie van goede bedoelingen is dat ze vaak zo ontroerend zijn. De bedenkers van
het revalidatiecentrum waar ik tijdelijk vertoef, bedoelden het ook goed toen
ze een ruimte reserveerden, waar de revalidanten samen konden eten en
ontspannen. Hier zouden ze samen ontbijten, lunchen en dineren, ganzenborden en
mens-erger-je-nieten en
dus volop de gelegenheid krijgen ervaringen uit te
wisselen en te leren van elkaars wel en wee.
Maar
ja. In de praktijk kan minstens de helft van het (steeds wisselende) gezelschap
in de ontmoetingsruimte niet of nauwelijks praten : gevolg van het hersenletsel
waarvoor ze hier behandeld worden. Dat drukt de spraakzaamheid van de overige
aanwezigen ook nogal, zodat de maaltijden grotendeels in stilte verlopen en de
gezamenlijkheid zich vooral bepaalt tot zwijgen. De spelen blijven ook
onaangeroerd in de kasten liggen, want na de maaltijden zoeken de patiënten
liever de beslotenheid van hun kamer op, of voegen zich bij de
binnendruppelende visite.
Het
doet me denken aan een ander revalidatieproject waaraan ik eens deelnam en dat
alleen maar praatgrage deelnemers kende. Men vertelde honderduit en over een
waaier aan onderwerpen: van de kleinkinderen tot tuinonderhoud en van uitstapjes
tot medische lotgevallen. Een van die revalidanten had het daarbij voortdurend
over ‘die van ons’. Omdat ik de streekdialecten niet allemaal beheers, wist ik
niet goed wie of wat de man bedoelde – wat mij betreft kon het evengoed goed ‘s
mans chrysanten als zijn nageslacht betreffen, Na een paar ochtenden studeren
was ik erachter: ‘die van ons’ bleek zijn echtgenote. Die van ons wist alles
van kruiden / wou nooit op vakantie / had het niet op dokters / zat nooit stil
/ leerde de kinderen tenminste manieren.
Toen
ik eenmaal doorhad dat die van ons die van hem was, vroeg ik me af waarom hij
zijn eega toch zo betitelde. Kennelijk was het hem niet genoeg dat mevrouw de
zijne was en had hij voor haar een soort pluralis majestatis gereserveerd. Zij
was niet alleen die van hem, maar de koningin van heel het gezin, inclusief
alle erfhonden, broedse kippen, halve hanen en tortelduiven die daarbij hoorden.
Ik zag een klassieke matrone voor me, met bollende rokken, een gebloemde schort
en handen die van aanpakken wisten (en van een oorvijg op zijn tijd, want daar was
nog nooit iemand slechter van geworden). Maar dan nam ik de schamele, stramme gestalte
van de bijbehorende revalidant in me op en kon ik me naast hem toch ook weer
geen dragonder van een wijf voorstellen, zodat ‘die van ons’ een mysterie bleef.
Of
ze nou praten of niet, de mensen laten zich maar moeilijk begrijpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten