Gelukkig:
nog een paar dagen en ik word ontslagen. Weinig mensen zullen me deze woorden
nazeggen, want doorgaans draait het bij een ontslag om het verlies van een baan
en de verworvenheden die daarmee samenhangen. Dus om een verslechtering van
iemands positie. Maar ik raak geen baan kwijt, maar mijn status als klinisch
patiënt van revalidatiecentrum Blixembosch. En dat betekent een hele
verbetering van mijn positie.
Terugblikkend
is het nog snel gegaan. Vijf weken geleden kwam ik hier binnen. In een
rolstoel, want ik kon nog amper op mijn benen staan en was dermate onder
conditie, dat ik schatte wel drie maanden revalidatie nodig te hebben om weer
enigszins op krachten te komen. En aanstaande donderdag kan ik alweer naar
huis, voldoende op de been om het dagelijkse leven zelfstandig op te pakken. Er
zal nog een heleboel fysiotherapie nodig zijn, maar daarvoor hoef ik niet op
Blixembosch te blijven en kan ik naar een praktijk naar keuze.
Het
was me wel een dollemansrit, de tocht die ik tot dusver heb afgelegd. Me amper
van dreigend kwaad bewust, ging ik begin deze zomer het medisch tracé in met
een operatie aan een verwijd bloedvat, een aneurysma. Er volgden verstoppingen
en nieuwe ingrepen, waarvan de laatste, een grote omleiding, me zowat mijn
hachje kostte. Dat avontuur moest ik bekopen met een verblijf op de intensive
care, compleet met wanen en angstdromen die rechtstreeks uit het spookhuis
kwamen. Zo koortsig als het hoofd was, zo lam en uitgeput waren lijf en leden.
Geen wonder dat er een periode van revalidatie moest volgen. Wel een wonder dat
die beperkt bleef tot vijf weken.
En
nu sta ik bijna opnieuw op de stoep van Blixembosch,
maar nu aan de andere kant van de voordeur, een nieuwe tussenstop op de lange
terugweg naar het gewone leven. Hoewel… Bestaat dat gewone leven nog wel? Als
deze drieste zomer van de witte jassen me iéts heeft duidelijk gemaakt, is dat
niets vanzelfsprekend is. Wat gisteren alledaags was, is vandaag delicaat en
morgen een bron van heimwee en melancholie. Een rondje op de fiets, een blos op
de wangen, een onbekommerde lach, een glas met z’n tweeën, zomaar een nazomeravond
en tóch één uit duizenden: het zijn momenten om te koesteren, maar ze laten
zich vaak pas herkennen als ze zeldzaam worden en dreigen te verdwijnen.
Voortaan
beter opletten, zei de meester op de basisschool al, Maar we dachten dat we wel
wat beters hadden te doen.
Carpe diem ! Fijn nieuws, tot snel.
BeantwoordenVerwijderenE&S