maandag 25 november 2013

In memoriam Gerrit Krol: “Schrijven is roeren in je ziel”


Naarmate je ouder wordt, komen er meer doden in je leven. Dat geldt ook voor het beroepsleven. Bij het vorderen van mijn jaren in de journalistiek lees ik vaker een overlijdensbericht van iemand die ik beroepshalve heb ontmoet. Zoals Gerrit Krol, die gisteren aan de beurt was.

Gerrit Krol (1934-2013) interviewde ik in de nazomer van 2006 naar aanleiding van het verschijnen van Rondo veneziano, een kleine roman, en Laatst met een vrouw, een bundeling van zijn columns. De schrijver bleek even aangenaam en eigenzinnig als ik me via zijn boeken had voorgesteld. Wel werd het gesprek bemoeilijkt doordat hij bijna onverstaanbaar sprak, waarschijnlijk een gevolg van de ziekte Parkinson, die hem toen al had getroffen.

In Rondo veneziano converseren de hoofdpersonen wonderlijk genoeg met overleden dichters en filosofen als Brodsky en Pythagoras. ‘Als je overledenen citeert, doe je niet anders dan hen alsnog aan het woord te laten,’ verduidelijkte Krol. Daarom, als in memoriam, hier enkele fragmenten uit het destijds in HP/De Tijd gepubliceerde interview.

Luiaard van nature
Terwijl zijn vrouw Janna een rijke garnalensoep offreerde, citeerde Gerrit Krol zichzelf over het waarom van schrijven: ‘Om het wak open te houden. Als je niet elke dag met een stok in je ziel roert, dan vries je dicht.’ (Uit: In dienst van de ‘Koninklijke’.)

Hij vond het zelf wel mooi geformuleerd. “Ik hoor niet bij de luilakken,” lichtte hij toe. En na een peinzende pauze: “Hoewel ik van nature eigenlijk een luiaard ben. Ik kom maar moeilijk op gang en moet mezelf daarbij een handje helpen. Als ik dat niet doe, ben ik verloren. Een dag zonder schrijven is een verloren dag. Ik heb wel eens mensen de deur uitgezet om aan het werk te kunnen. Elke avond van zeven tot tien zit ik achter mijn pen. Het zijn piketten in het ijs. Een opgelegde, niet een neurotische werkzaamheid. Ik ben zo gemakkelijk afgeleid – als ik zou doen waar ik zin in had, nou, dan gebeurde er niet veel.”

Het was voor Krols doen een heel verhaal. Vaak beantwoordde hij een vraag met ‘jazeker’, of ‘zo is dat’, of ‘soms wel, ja’, om pas als de bezoeker met een vragende blik bleef zwijgen een – ook weer bondig – antwoord op te graven.
“Weet je wat het met schrijven is?” vervolgde hij. “Het kan morgen ook. Geen hond die om een roman vraagt. Als ik het niet doe, wie dan wel? Nog elke avond ben ik benieuwd wat ik ervan bakken zal. Ik heb het gevoel dat ik op jacht ga. Meestal kom ik met buit terug, soms zonder, maar dan wil ik dat morgen inhalen. De volgende avond begin ik dan uiterst geladen om met een jong hert of een flinke haas over de schouder terug te keren.”

Lachen is heel merkwaardig
Over de lach ging het ook. Als de mens lacht van vreugde, schrijft Krol ergens, waarom heeft hij dan de aanblik van een verscheurend dier? “Dat komt door die tandenrij,” reageerde hij nu. “De lach is een heel merkwaardige uiting. Bij een dierenbioloog heb ik eens gelezen dat je tegenover apen nooit moet lachen. Wat voor ons een bewijs van vriendelijkheid is, is voor die dieren, hoewel ze vlakbij ons staan, een teken van agressie. Je tanden laten zien.”

De glimlach was hem liever. “Er moet af en toe geglimlacht worden. Ik lach niet zo gauw, maar een boek waar ik niet nu en dan om moet glimlachen en soms even moet schateren, daar heb ik moeite mee. Ik heb wat boeken van Coetzee. Die zijn buitengewoon ernstig. Zo’n boek lees ik niet zo snel uit. (-)  Simon Vestdijk is een van de schrijvers bij wie ik regelmatig moet glimlachen. Mijn vriendschappen, schreef hij ook, worden bepaald door lachen; een vriendschap die niet wordt gevoed door het wentelen in leunstoelen, bloedt dood. Wentelen in leunstoelen! Over een afscheid, waarbij mensen elkaar uitwuiven, merkt hij op: dat was geen wuiven, dat was meer klutsen van lucht. Ik kom altijd op voor Vestdijk. Dat werk beklijft bij mij.”

Peinzen
Hij mocht graag een beetje voor zich uit peinzen, vertelde hij ten slot. Als het meezat, welde er een klein inzicht op. Zoals dit, over het lezen van de krant: ‘Want er gebeurt elke dag wel iets. Er gebeurt elke dag wel iets wat niet elke dag gebeurt. Het belangrijkste is dat wat elke dag gebeurt. Maar dat staat niet in de krant.’

“De gedachte van vandaag,” rondde hij af, “is morgen weer verleden tijd. Niet verdwenen, maar bouwsteen geworden. En daar bouw je een wereldbeeld mee op. In mijn geval een heel eenvoudig wereldbeeld. Mijn wereldbeeld is al jarenlang: de hoogste wijsheid is het dagelijkse leven. Nou, zegt een ander dan, had je me dat niet direct kunnen vertellen?”

Foto: Flickr/janGlas




1 opmerking:

  1. Mijn ex-collega Eugene Jacobs zei het ooit al: "Matt Dings, die kan schrijven! "

    BeantwoordenVerwijderen