Naarmate je ouder wordt, komen er meer doden in je leven.
Dat geldt ook voor het beroepsleven. Bij het vorderen van mijn jaren in de
journalistiek lees ik vaker een overlijdensbericht van iemand die ik
beroepshalve heb ontmoet. Zoals Gerrit Krol, die gisteren aan de beurt was.
Gerrit Krol (1934-2013) interviewde ik in de nazomer van
2006 naar aanleiding van het verschijnen van Rondo veneziano, een kleine roman, en Laatst met een vrouw, een bundeling van zijn columns. De schrijver
bleek even aangenaam en eigenzinnig als ik me via zijn boeken had voorgesteld.
Wel werd het gesprek bemoeilijkt doordat hij bijna onverstaanbaar sprak, waarschijnlijk
een gevolg van de ziekte Parkinson, die hem toen al had getroffen.
In Rondo veneziano converseren de hoofdpersonen wonderlijk
genoeg met overleden dichters en filosofen als Brodsky en Pythagoras. ‘Als je
overledenen citeert, doe je niet anders dan hen alsnog aan het woord te laten,’
verduidelijkte Krol. Daarom, als in memoriam, hier enkele fragmenten uit het
destijds in HP/De Tijd gepubliceerde
interview.
Luiaard
van nature
Terwijl zijn vrouw Janna een rijke garnalensoep
offreerde, citeerde Gerrit Krol zichzelf over het waarom van schrijven: ‘Om het
wak open te houden. Als je niet elke dag met een stok in je ziel roert, dan
vries je dicht.’ (Uit: In dienst van de
‘Koninklijke’.)
Hij vond het zelf wel mooi geformuleerd. “Ik hoor niet
bij de luilakken,” lichtte hij toe. En na een peinzende pauze: “Hoewel ik van
nature eigenlijk een luiaard ben. Ik kom maar moeilijk op gang en moet mezelf daarbij
een handje helpen. Als ik dat niet doe, ben ik verloren. Een dag zonder
schrijven is een verloren dag. Ik heb wel eens mensen de deur uitgezet om aan
het werk te kunnen. Elke avond van zeven tot tien zit ik achter mijn pen. Het
zijn piketten in het ijs. Een opgelegde, niet een neurotische werkzaamheid. Ik
ben zo gemakkelijk afgeleid – als ik zou doen waar ik zin in had, nou, dan
gebeurde er niet veel.”
Het was voor Krols doen een heel verhaal. Vaak
beantwoordde hij een vraag met ‘jazeker’, of ‘zo is dat’, of ‘soms wel, ja’, om
pas als de bezoeker met een vragende blik bleef zwijgen een – ook weer bondig
– antwoord op te graven.
“Weet je wat het met schrijven is?” vervolgde hij. “Het
kan morgen ook. Geen hond die om een roman vraagt. Als ik het niet doe, wie dan
wel? Nog elke avond ben ik benieuwd wat ik ervan bakken zal. Ik heb het gevoel
dat ik op jacht ga. Meestal kom ik met buit terug, soms zonder, maar dan wil ik
dat morgen inhalen. De volgende avond begin ik dan uiterst geladen om met een
jong hert of een flinke haas over de schouder terug te keren.”
Lachen
is heel merkwaardig
Over de lach ging het ook. Als de mens lacht van vreugde,
schrijft Krol ergens, waarom heeft hij dan de aanblik van een verscheurend
dier? “Dat komt door die tandenrij,” reageerde hij nu. “De lach is een heel
merkwaardige uiting. Bij een dierenbioloog heb ik eens gelezen dat je tegenover
apen nooit moet lachen. Wat voor ons een bewijs van vriendelijkheid is, is voor
die dieren, hoewel ze vlakbij ons staan, een teken van agressie. Je tanden
laten zien.”
De glimlach was hem liever. “Er moet af en toe
geglimlacht worden. Ik lach niet zo gauw, maar een boek waar ik niet nu en dan
om moet glimlachen en soms even moet schateren, daar heb ik moeite mee. Ik heb
wat boeken van Coetzee. Die zijn buitengewoon ernstig. Zo’n boek lees ik niet
zo snel uit. (-) Simon Vestdijk is een
van de schrijvers bij wie ik regelmatig moet glimlachen. Mijn vriendschappen,
schreef hij ook, worden bepaald door lachen; een vriendschap die niet wordt
gevoed door het wentelen in leunstoelen, bloedt dood. Wentelen in leunstoelen!
Over een afscheid, waarbij mensen elkaar uitwuiven, merkt hij op: dat was geen
wuiven, dat was meer klutsen van lucht. Ik kom altijd op voor Vestdijk. Dat
werk beklijft bij mij.”
Peinzen
Hij mocht graag een beetje voor zich uit peinzen,
vertelde hij ten slot. Als het meezat, welde er een klein inzicht op. Zoals
dit, over het lezen van de krant: ‘Want er gebeurt elke dag wel iets. Er
gebeurt elke dag wel iets wat niet elke dag gebeurt. Het belangrijkste is dat
wat elke dag gebeurt. Maar dat staat niet in de krant.’
“De gedachte van vandaag,” rondde hij af, “is morgen weer
verleden tijd. Niet verdwenen, maar bouwsteen geworden. En daar bouw je een
wereldbeeld mee op. In mijn geval een heel eenvoudig wereldbeeld. Mijn
wereldbeeld is al jarenlang: de hoogste wijsheid is het dagelijkse leven. Nou,
zegt een ander dan, had je me dat niet direct kunnen vertellen?”
Foto: Flickr/janGlas
Mijn ex-collega Eugene Jacobs zei het ooit al: "Matt Dings, die kan schrijven! "
BeantwoordenVerwijderen