zondag 6 oktober 2013

S. Carmiggelt en de antiheld


Morgen, 7 oktober 2013, zou hij honderd geworden zijn: S. Carmiggelt, stukjesschrijver. Goede aanleiding om postuum mijn hoed voor hem af te nemen.

Zijn laatste cursiefjes dateren alweer van dertig jaar geleden en sindsdien heb ik hem weinig herlezen, maar nu hij wegens die denkbeeldige eeuwdag weer even in het nieuws is, blader ik nog eens door zijn Kronkels en geniet van zijn formuleringen. ‘In het glazen oventje van het buffet lagen twee saucijzenbroodjes zwetend te sterven.’ ‘De communistische penningmeester bleek ’s avonds neer te komen op een gepensioneerde onderwijzer, die nog slechts één levensideaal koesterde: met zijn vrouw de VARA-studio te mogen bezichtigen.’

Ik zat goed drie jaar in het vak toen ik hem mocht interviewen naar aanleiding van zijn 65ste verjaardag. Ik herinner me hoe hij een smakelijke anekdote afsloot met een lach die zijn schouders liet schokken en hoe die uitbundige lach me verbaasde. Als Simon Carmiggelt de VARA-avond afsloot met een Kronkel, keek hij altijd naar de camera met zo’n droeve hondenblik, dat ik hem voor een echte melancholicus hield, bij wie er niet meer dan een glimlach in zat. Dat dachten mensen wel vaker, reageerde hij. “Maar het is geen treurnis wat men ziet, maar mijn gezicht in ruste.”

Nee, treurnis stralen zijn stukjes ook niet uit, eerder een lichte weemoed, een gerijpt inzicht in het betrekkelijke en het vergeefse en het gedoe van de mens. ‘Meneer Geurt is bij de bank. Hij doet al jaren iets heel stils in een hoekje.’ Of: ‘Te Brussel zat ik in een lang, zakelijk café dat geheel gevuld was met textielhandelaren, die minachtend aan elkaars lapjes voelden.’

Met stille genegenheid zet Carmiggelt de underdog in de schijnwerper, de antiheld, niet toevallig vaak Vaalders of Van Balen geheten. Godfried Bomans verwoordde dat eens eloquent: ‘Carmiggelt heeft de mythe van de weemoedige flapdrol geschapen, de jongen die het niet gehaald heeft, maar op de ruïne van zijn leven nog wat herfstbloemen kweekt, kortom de eigenaardige geslaagdheid van de sociaal mislukte.’

Iets van die antiheld is ook aan Carmiggelt blijven plakken. Op schrijversinfo.nl, een site van een literatuurliefhebber, lees ik dat het dorpje De Steeg, waar Carmiggelt graag vakanties doorbracht, hem herdenkt met een beeld en een straatnaam. Het beeld gaat grotendeels schuil achter een heg en de Simon Carmiggelthof is een smal, stil straatje dat bovendien doodloopt. Ik heb een vermoeden welke blik beeld en hofje hem zouden hebben ontlokt.

1 opmerking: