Morgen,
7 oktober 2013, zou hij honderd geworden zijn: S. Carmiggelt,
stukjesschrijver. Goede aanleiding om postuum mijn hoed voor hem af te nemen.
Zijn
laatste cursiefjes dateren alweer van dertig jaar geleden en sindsdien heb ik
hem weinig herlezen, maar nu hij wegens die denkbeeldige eeuwdag weer even in
het nieuws is, blader ik nog eens door zijn Kronkels en geniet van zijn
formuleringen. ‘In het glazen oventje van het buffet lagen twee saucijzenbroodjes
zwetend te sterven.’ ‘De communistische penningmeester bleek ’s avonds neer te
komen op een gepensioneerde onderwijzer, die nog slechts één levensideaal
koesterde: met zijn vrouw de VARA-studio te mogen bezichtigen.’
Ik zat
goed drie jaar in het vak toen ik hem mocht interviewen naar aanleiding van
zijn 65ste verjaardag. Ik herinner me hoe hij een smakelijke anekdote
afsloot met een lach die zijn schouders liet schokken en hoe die uitbundige lach
me verbaasde. Als Simon Carmiggelt de VARA-avond afsloot met een Kronkel, keek hij
altijd naar de camera met zo’n droeve hondenblik, dat ik hem voor een echte
melancholicus hield, bij wie er niet meer dan een glimlach in zat. Dat dachten
mensen wel vaker, reageerde hij. “Maar het is geen treurnis wat men ziet, maar
mijn gezicht in ruste.”
Nee,
treurnis stralen zijn stukjes ook niet uit, eerder een lichte weemoed, een
gerijpt inzicht in het betrekkelijke en het vergeefse en het gedoe van de mens.
‘Meneer Geurt is bij de bank. Hij doet al jaren iets heel stils in een hoekje.’
Of: ‘Te Brussel zat ik in een lang, zakelijk café dat geheel gevuld was met
textielhandelaren, die minachtend aan elkaars lapjes voelden.’
Met
stille genegenheid zet Carmiggelt de underdog in de schijnwerper, de antiheld, niet
toevallig vaak Vaalders of Van Balen geheten. Godfried Bomans verwoordde dat
eens eloquent: ‘Carmiggelt heeft de mythe van de weemoedige flapdrol geschapen,
de jongen die het niet gehaald heeft, maar op de ruïne van zijn leven nog wat
herfstbloemen kweekt, kortom de eigenaardige geslaagdheid van de sociaal
mislukte.’
Iets
van die antiheld is ook aan Carmiggelt blijven plakken. Op schrijversinfo.nl,
een site van een literatuurliefhebber, lees ik dat het dorpje De Steeg, waar
Carmiggelt graag vakanties doorbracht, hem herdenkt met een beeld en een
straatnaam. Het beeld gaat grotendeels schuil achter een heg en de Simon
Carmiggelthof is een smal, stil straatje dat bovendien doodloopt. Ik heb een
vermoeden welke blik beeld en hofje hem zouden hebben ontlokt.
Briljant!
BeantwoordenVerwijderen