Wat ook niet bevorderlijk is voor de gemoedsrust: de
brochures voor het nieuwe culturele seizoen doornemen.
Dat krijg je van zo’n rare vrije dag als Hemelvaart. Ik
blader eindelijk eens door de programmaboekjes van de schouwburg en het
muziekgebouw, die ik weken geleden al had ontvangen. De koorts slaat al snel
toe. In september zijn er minstens drie toneelstukken die ik zou willen zien.
Oktober biedt twee balletten en drie concerten waar ik ‘eigenlijk’ niet omheen kan.
En als ik in november ook weer vier voorstellingen wil aankruisen, werp ik de
brochures in de verste hoek en begin mismoedig aan een cryptogram dat maar niet
te kraken blijkt.
Het geplaagde gemoed heeft last van twee zaken. Enerzijds
speelt het keuzeprobleem, die Qual der
Wahl. Met cultuur is het net als met elektronica, vakantiereizen of
woonaccessoires: het aanbod is zo overvloedig dat het keuzestress oplevert.
Anderzijds leert de ervaring dat de trek in culturele uitjes het uiteindelijk vaak
aflegt tegen de agenda, een gebrek aan energie, of de eindigheid van financiële
middelen.
Ik heb de jongste Tommy Wieringa niet gelezen, een
jazzconcert van Benjamin Herman laten schieten, de heropende Amsterdamse musea nog
niet bezocht en heel wat tv-documentaires gemist. Maar met een kwaad geweten.
Diep in me namelijk woont mijn betere ik, dat wél tijd, elan en geld over heeft
voor een hoogstaand doel als de edele kunsten en dat me prompt inpepert hoe laks
ik ben zodra ik de lat even wat lager leg. Dat betere ik is niet alleen
voorbeeldiger als het over cultuur gaat. Het is ook toegewijder in de liefde,
het werk, de opvoeding en de fysieke conditie. De uitslover.
In Psychology Today
schrijft psychologe Suzanne Lachmann dat we teveel in de ban zijn van wat we
zouden moeten, en vooral van wie we zouden moeten zijn, namelijk ons
geïdealiseerde zelf. De discrepantie tussen ons feitelijke en ons ideale ik
leidt tot teleurstelling, ontevredenheid en onrust. We kunnen beter accepteren
dat we zijn zoals we zijn, aldus Lachmann.
Klinkt goed, maar ik geloof er niks van. Ons feitelijke
en ons betere ik vallen samen, want streven is mensen nu eenmaal eigen. Met
alle onrust vandien.
En als ik nou eens begin met één theater- en één
concertreservering?