Ik ken deze afdeling maar al te goed. Vorig jaar kwamen hier een paar cruciale cijfers en letters in mijn leven. Ze sloegen op een groepje cellen dat voor zichzelf was begonnen en er kwade bedoelingen op nahield. De tumor werd in een urenlange operatie verwijderd. Op een paar cellen na, die zich niet lieten pakken. Om die koest te houden, schreef dokter een buikspuit met een gemeen goedje voor.
De eerste injectie had een uitstekend resultaat. Vandaag hoor ik of de vervolgspuit eveneens effectief was. Dat is nogal een kwestie, want als de spuit niet meer werkt, moet ik overschakelen naar nog veel gemenere chemokuren, die niet lang soelaas bieden, waarna experimentele behandelingen resten. Maar bij sommige patiënten blijven de injecties al meer dan tien jaar succesvol.
De specialist drukt me de hand, wijst me een
stoel, duikt onder in zijn beeldscherm, vraagt zonder op te kijken hoe het is,
reageert niet op het antwoord, roffelt een poosje op zijn toetsenbord en zegt
dan toonloos dat het cijfer dat niet mocht stijgen, inderdaad niet gestegen is,
zelfs gedaald. Over een half jaar de volgende controle.
Met de schrik vrij voor de rest van het
jaar.
Resteert het vervreemdende besef dat een
paar minuten in zo’n spreekkamer beslissend zijn voor iemands toekomst. Die
paar minuten vormen een luchtledig tussen vroeger en straks. De teerling is
geworpen. Top of flop.
En even later staat zo’n patiënt weer buiten,
met in zijn rug de prikkende blikken vanuit de wachtkamer, waar men probeert af
te lezen of betrokkene een slechtnieuwsgesprek heeft gehad.
Vandaag niet, probeer ik uit te stralen. Taartjes!